(5) J U N Y. Den drie en twintigflen Mai, had ik het geluk, dat Ik drie Viflchen, en den volgenden dag insgelyks drie VifFchenving. Daarna liep ik Noordöoftwaard Jiooger op, en ving, den zes en twintigflen, op de Breedte van acht en zeventig Graaden dertig Minuten, nog eenen Vifch;den zeven en twintigflen twee Vis- fcben; den clertigften vier VifFchen; en den een en dertigften- nog eenen Vifch zo dat ik nu in 't geheel veertien Viflchen gevangen had. Terwyl deeze Viflchen gevangen, gefneeden en in het Schip overgebragt werden, woei de Wind bykans doorgaans uit het Noorden of'uit het Ooflen, met eene doordringende koude Lucht. Doch in de drie laatfle dagen van de Maand Mai ontftondc 'er eenhee- vige Zuidewind, die dc Ysfchotfen, door de voorige Noorde- en Ooflewinden Zuidwaard gedreevenwe der te rug voerde, en door welken ik in eene kleine Bogt beflooten werd. Daar lagen zeer veele Sche pen in ons gezigt; doch wegens het famen flootende Ys.honden wy niet by elkander komen. Den twaalfden Juny kwam met eenen Herken Wes- tewind de Zee in merklykeBeweeging. Het Ys ver deelde zich. Ik zeilde naar de zeven Schepen, die in ons gezigt lagen, en floot een Verdrag van Maat- •fchappy met een tweede Schip van mynen Patroon, de Waakende Kraan genaamd, en door den Kom- mandeur ,G^/W Geelds. gevoerd. Wy maakten ons A 3 vaft

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Een Nieuwe Chronyke van het Schermereiland - Graft-de Rijp en Schermer | 2000 | | pagina 8