04)
den zeer flerke zogenaamde TsUlnkenen de Maan-
fcbyn was veel helderder dan by ons. De Sterren
verfcheenen ons altyd vuurig rood buiten twyfei
wegens den Miffcdie nooit geheel verdween al
was het Weer zeer helder. De Zon verfcheen ons
altyd zo grootgelyk zy pleegt wanneer zy naby
den Gezigtëinder is; doch altyd bleek, en nooit zo
rood, als de Sterren.
EINDE.'
28