(-23) .Gevaar hebben wy zekerlyk genoeg-gehad, 't Is naauwlyks te geloovendat eenSchip zo een ge weld kan doorftaan, als wy van de Ysfchotfen, door Storm en Zeebaaren voortgeftuwd gelecden heb ben. Maar al te dikwyls meenden wy, den laadden Stoot ontvangen te hebben. Hierby kwam de Milt en ontzaehlyke Koude die ons ter iiaauwelrnood toelietde hand ergens aan te flaan ook was al les Ys 't geen men aanvatte/ In November was de Koude zo ftrengdat alle de Voegen in het Bovendeel des Schips zich openden en wel met Slagendie aan een Fiftoolfchoot .gelyk waren zo dat wy dikwyls dachten dat het geheele Schip uit een zou gaan. Deeze opene Voegen waren, toen wy in 't Water kwamen zo veele Lekken maar die ook naderhand toen ons Schip aan alle kanten met Water omgeeveti wasvan zelfs weder dicht trokken. By deeze ftrenge Koude', in welke alle de Binnenzyden van het Schip wit, en metYs overtrok ken, ook alle onze Watervaten tot den Grond toe bevroozen waren /maakte ik voormyn Volk tuflehen DeksBeklèedfels van onze Zeilen, waar door de Kou de eenigzins geweerd werdt. Ondertuffchen be vroor zelfs in de Keuken alles fchoon 'er geftaadig Vuur gehouden werdt. Als iets zonderlings merk ik nog aan dat wy, zo lang wy in het Ys waren geen Noorderlicht ge zien hebben,maar hetzelve eerft weder ontdekten, toen wy in de openbaare Zee kwamen. Doch wy had den 27

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Een Nieuwe Chronyke van het Schermereiland - Graft-de Rijp en Schermer | 2000 | | pagina 26