weshalve ik, met meer Zeilen bytezetten, mynen
Loop vervolgde.
Den twee en twindgften waren wy op de Breedte
van zeven.en*zeftig drie vierde, en de Lengte van
zes drie vierde Graaden. Het Weer was goed der
halve befloot ik, myne Vaart regelrecht naar huis
voort te zetten. Dewyl alles bevroozen was, en het
nog vroor, hadden wy het zeermoeilyk, om de Zei
len by te zetten en het befchaadigde op het Schip te
herftellenwy reekenden echter in een Etmaal zeven
tien Mylen gezeild te hebben. Des te meer zorgde
ik vo.or myn Volk. Ik verordende dagelyks weder
drie warme Maaltydennaamlyk twee van gewoone
Scheepskoften eene van gebraaden Walvifch-Staar-
ten. Zy hadden allen nog Brood van de laatfte Uic-
deeling,en fommigen waren'er nog ryklyk van voor
zien. Den drie en twindgften was het Weêr goed;
de Wind Zuidzuidweft, onze Breedte zeven en zes
tig qn de Lengte zeven en een halve Graaden. Wy
"kroegen een Lek aan Bakboord, weshalve wy fteeds
een^'Bofhfp aan den gang moeftén 'houden.
Den vier en twindgften woei 'er een Storm uit het
Zuidziiidöoftendes Avonds uit het Noordweften;
des Nachts wërdt hy fterker, en den volgenden Mot-
*geiflzo heevigdat alle onze Zeilen weg waaiden,
eene Sloep, onder de zogenaamde Galg hangende,
doorde hoogeBaaren der Zee weggerukt, en nog twee
Sloepen op het- Dek in Bukken geflaageneil de Bou-
C 2 ten
09)
,-V -■ J 4-k
23