(J2)
hetwelk anders voor de Walvifchvangers iets buiten
gewoons is. Wy werden ook gewaar, dat wyby
Üil Weêrmet bet groote Ysveld, waarin wy be-
ÜOQten warenboe langer boe verder Zuidwaard aan
gedreeyen werden gelyk het dan bekend is, dat,
op deeze Noorder Breedte, in de Zee een geftaadige
Stroom van het Noordöoften naar het Zuidweften
befpeprd wordt. Somtyds hoorden wy niet zon
der merklyk genoegen, het blaazen of bruiftchen der
WalvijGTchen welken wy echter, wegens de groote
Ysbergenwaarmede wy rondom bezet waren, in het
geheel niet zien konden.
SEPTEMBER,
Den tweeden September werden wy op nieuwDei-
riingen of Zeebeweegingen gewaar, en daardoor ver
hieven zich de groote Ysbergen nog hoe langer hoe
hooger dewyl de Wind by ons fteeds Noordlyk
en Ooftlyk bleef, daar dezelve integendeel in de
Zee buiten allen twyfcl Weftlyk was. Den zesden
?agen wy ons vierde Schip op eenen merklyken Af»
ftand weder. Den tienden befpeurden wy ook we
der Zeebeweegingen met een gelyk Gevolgals
voorheenen bemerktendat wy nog geftaadig meer
en meer Zuidwaard aan dreeven. Den veertienden
bevonden wv ons op de Noorder Breedte van drie
en zeventig Graaden. Tor den achttienden hadden
wy eenen Zuidöoftewind met fterken Vorft, en wer
den nu met Schrik gewaar, dat wy gantfchlyk in het
Ys bezet waren.
Den