m;\tkvma<; tzu\ voois de jeugd. 103
denboek zoals dat van Van der Aa wijdt nog bijna een halve bladzijde aan
hem. Hij studeerde medicijnen en vestigde zich als arts in Purmerend, waar
hij lid van de vroedschap en zelfs burgemeester werd. Hij had bijzondere
belangstelling voor de proefondervindelijke natuurkunde en voerde in
geschrifte filosofische polemieken met de grote geesten van zijn tijd. Het
verhaal gaat dat Nieuwentijdt in zijn jonge jaren het bestaan van God
loochende. Later werd hij bekeerd en in zijn natuurkundige en wijsgerige
verhandelingen trachtte hij keer op keer het bestaan van het Opperwezen te
bewijzen. Daarover gaat het ook in de vier tafereeltjes op onze kinderprent.
In de eerste scène zoekt de jonge dokter, overvallen door een zwaar
onweer, zijn toevlucht in een eenvoudig stulpje. Hij raakt onder de indruk
van het godsvertrouwen van de bewoonster en vindt prompt zijn geloof
terug. In de twee volgende taferelen bekeert Nieuwentijdt op zijn beurt twee
'Godverzakers', terwijl het laatste plaatje met de bijbehorende tekst
voornamelijk een lofzang op zijn schier onvoorstelbare geleerdheid bevat.
Zo was het nut van deze kinderprent tweeledig: de lieve jeugd leerde iets
over het leven van een groot man uit het verleden en werd tegelij
kertijd - zo hoopte men - gesterkt in het Christelijk geloof. Aan de lezer
anno 1999 zal die stichtelijke boodschap misschien niet meer zo zijn
besteed. Niettemin hoop ik dat u enkele ogenblikken plezier zult beleven
aan dit karakteristieke staaltje van opvoedkundige jeugdlectuur uit de
19de eeuw.
Ik maak alvast van de gelegenheid gebruik om u, mede namens
het voltallige bestuur van de Oudheidkundige Vereniging Graft-De Rijp, een
mooi en gezond 2000 toe te wensen.
Marijn Schapelhouman
LEVFNSBESCDBUTI5G.
VERNAKD HIRTrraTJJT. Cd». Ie Wttl-KmfUijk 10 Aus. 16M, Owl. Ie Varmerende 30. Mei 1718.
120