inrijden. Ze reden in volle galop door naar Noordeind, behalve de laatste,
die vlak voor 't raadhuis bij de vrijheidsboom standhield en met zijn zabel
de Speer der Vrijheidsboom afhieuw. De boom werd in brand gestoken
onder een geduurig herhaald gejuyg Hoezee, orange boven, waarbij het
dragen van orange versierselen en 't gebruyk van sterke drank niet
verzuimd wierd."
Een lid van de municipaliteit, Cornelis Hooyboer, werd door de rad
draaiers met gejoel ontvangen. Van hem en enkele andere patriotten werd
jenever geeist. Een zelfde tafereel werd in Noordeind ontketend, met
scheldpartijen en handgemeen. Dominee Van Zaanen, Oostgraftdijker lid
der Municipaliteit, gaf om onaangenaamheden te voorkomen zelf opdracht
de dorpsvlag uit te steken. Dezelfde avond nog arriveerde een Bataafs
officier met enkele soldaten, die ordonneerde de vlag weer in te halen.
Als de oranje-raddraaiers hadden geweten dat die dag bij Castricum de
beslissende slag werd geleverd zouden ze zich wel voorzichtiger hebben
opgesteld. Nu stonden hun namen genoteerd. Ze zouden er nog meer van
horen.
Op 7 oktober kwamen er in De Rijp toch nog enkele Engelsen, die paar
den en wagens opeisten. Daags daarna werden overal de vlaggen weer
weggemoffeld. De Rijper orangisten verzochten nu ook de vlag van de toren
te verwijderen, maar ze kregen als antwoord dat zij de vlag op de toren
hadden begeerd en dat deze voor hun vermaak moest waaien.
Een bijzondere gebeurtenis deed zich een paar dagen later voor in
Noordeinde. Hier bevond zich tegenover de touwslagerij de schuilkerk met
pastorie van de katholieke gemeenschap uit de wijde omgeving. Pastoor
Bono kreeg daar op 9 oktober een dopeling gepresenteerd. In het doop
boek noteerde hij:
"9 October gedoopt Pieter, op dezelve dag overleeden.
Vader - William Cormitt, een Engelsche krijgsgevangene uit Schermerhorn.
De naam van de moeder is niet opgegeeven, de commandant zijde genoeg
dat het gedoopt is. Het was reeds 14 daag oud, geboore in de Beemster."
Hier moeten we aannemen dat de aanstaande moeder in augustus was
meegegaan op 't oorlogspad. Dat was trouwens niet zo bijzonder. We zagen
het al bij de aftocht op 13 oktober, waarbij ook vrouwen en kinderen zich
inscheepten. En in 1795 waren in het Gemeene Wees- en Armenhuis aan de
Tuinbuurt niet minder dan 55 Mecklenburgse krijgsgevangenen ingekwar
tierd, waaronder 6 vrouwen en 12 kinderen. De weesvader was daar niet zo
blij mee.
128