Terug naar de hellebaardier op de schotel van Noord-Hollands slibaar- dewerk uit 1593. Moeten we nu in deze afbeelding een late navolging zien van de traditionele prenten van Duitse huurlingen? De met insnijdingen versierde wambuis van onze man doet in de verte denken aan de zwierige splittenmode van de landsknechten. Ook het veertje op zijn hoed doet een enigszins wufte, wereldse gezindheid vermoeden. Maar toch is de mode van de kleding van de hellebaardier al met al meer ingetogen dan de protserige kleding die door de landsknechten werd gedragen. Een typische lands knecht is onze hellebaardier dus blijkbaar niet. Is misschien bedoeld een eigentijdse Hollandse Geus weer te geven? Ik denk dat dit evenmin het geval is. Geuzen waren in het algemeen niet erg geliefd bij de burgers en dorpelingen in Noord-Holland. Ze traden vaak ver re van zachtzinnig op tegenover de bevolking en vormden als gevolg van hun inkwartiering bij particulieren vaak een zware belasting voor de be trokkenen. Hun losbandige levensstijl, vergelijkbaar met die van de lands knechten, stond ook haaks op het honkvaste bestaan en deugdzame le venswijze van de gewone man. Het is vooral aan de 19de-eeuwse geschied schrijving te danken dat wij nu een nogal romantisch en heroïsch beeld hebben van de Geuzen, maar de 16de-eeuwse werkelijkheid was zeker an ders. Stedelijke schutter Wat stelt de hellebaardier op onze schotel dan wel voor? Mijns inziens kan hij vooral worden gezien als een waakzame, weerbare en deugdzame burger, die deel uitmaakte van de stedelijke schutterij. Het idee dat het om een burger gaat wordt ook ondersteund door de voorstelling van een echt paar op een andere schotel van Noord-Hollands slibaardewerk uit 1597 van dezelfde decorateur Schotel van Noord-Hollands slibaardewerk. Datering: 1597. Doorsnede: 42,5 cm. Herkomst: waarschijnlijk Alkmaar. Vindplaats: Zaandam. Particuliere collectie, Heemskerk. Foto: Th. Quispel, Oosthuizen. 69

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Een Nieuwe Chronyke van het Schermereiland - Graft-de Rijp en Schermer | 1999 | | pagina 33