Een Schermerhorner Messentrekker.
Gerrit Iepkes werd voor 1730 geboren in de buurt van Osnabruck.
Wanneer Gerrit naar Schermerhorn komt is niet bekend, maar op
1-12-1771 trouwt hij met Grietje Nieuwman, de weduwe van Simon
Breekman. Grietje had van haar man een boerderijtje in het Overswet
(Mijzen) geërfd. Toen Grietje overleed ging de boerderij naar Gerrit.Hij
trouwde voor de tweede keer met Grietje Hoves op 22-10-1778.
In het najaar van 1779 lopen enkele schapen van Gerrit in het weiland
van zijn buurman Willem Wiegering. Willem brengt de schapen naar het
schuthok waar Gerrit ze na het betalen van de boete weer terug kan halen
Aanvankelijk is Gerrit woest op Willem, maar na een paar dagen is -
volgens zijn zeggen - de kwaadheid gezakt. Op 1 november gaat Gerrit
naar Alkmaar. Als hij op de terugtocht langs het café in Stompetoren komt
ziet hij binnen Willem Wiegering zitten. Gerrit loopt verder en wordt bij de
Menningweersweg ingehaald door de paardrijdende Willem
Gerrit en Willem krijgen een woordenwisseling, en als Willem op een
gegeven ogenblik zegt: "wie schurftig is, vreest de roskam", wordt Gerrit
zo kwaad dat hij Willem van zijn paard trekt en hem met zijn zakmes
enkele steken toebrengt. Gerrit wordt gearresteerd en naar Alkmaar
gebracht. Daar moet hij verschijnen voor de hoge vierschaar om verhoorc
te worden. Het verhoor verloopt als volgt:
1Hoe de gedetineerde genaamt is?
Zegt genaamt te zijn Gerrit Ipkes.
2. Hoe oud de gedet. is?
Zegt boven de vijftigh Jaaren, maar het niet net te weeten.
3. Waar de gedet. geboren? en woonagtig is?
Zegt gebooren te zijn te Enter in 't Osnabrugse, en te
Schermerhorn agter 't Swet woonagtig te weesen.
4. Wat de kostwinning van de gedet. is?
Zegt te werken om een daghuur, en daar een beetje bij te boeren.
5. Of de gedet. ook eenige goederen heeft? Zoo ja: waar in dezelve
bestaan?
Zegt een Huijs daar hij in woont, voorts twee koeijen die hij
melkt, een Hokkeling die voor 't eerst gereeden is en een graskalff
zegt nader drie koeijen, waar van er een nog niet betaalt is, die
hij gakogt heeft van Teun Kroon voor 31 gulden 5 stuiver en 8
penningen, twee hokkelings vaarsen, en een graskalff voorts 21
schapen en lammeren, waarvan vier lammeren toebehooren aan
80