5. Wanneer hij bij zich zelve dit voorneemen gesmeed heeft, om zich op Willem Wigeringh dus te wreeken? Zegt dat hij nooijt dat voorneemen gesmeet heeft, maar dat het nu zoo gekomen is, toen hij hem op de wegh sagh en ontmoete. 6. Of de gedet. nu niet moet bekennen dat hij Willem Wigeringh ten dien einde op de weg heeft opgewagt? Zegt dat hij hem niet heeft opgewagt. 7. Of de gedet. dit zijn misdrijf dus niet met voorbedagte rade, en overleg gepleegd heeft? Zegt het met geen voorbedagte raade en overleg gepleegt heeft. 8. Of de gedetineerde nog eenige omstandigheeden aan den Regter betreffende deeze zake kan openbaren? Zegt neen; zegt nader dat hij nog moet zeggen dat hij direct na zijn huijs is gegaan, toen hij Willem Wigering de quetsuuren heeft toegebragt, en dat hij niet schielijk kon lopen door den wegh. 9. Of hij gedetineerde iets tot zijn verschooning aan den Regter weet optegeven? Zegt neen. Hierna volgt het vonnis: "En nadien diergelijke misdaden, als is het kwetsen van zijn even naasten en het schenden der veijligheijd van off op 's Heeren weegen, van de allergevaarlijkste gevolge zijn, en strekken tot stoornisse van de gemeene rust, en diensvolgens in een Land, alwaar een ieder in een ongestoorde vrijheijd behoord te kunne leven, van zijn regt gebruijk mag maken, en de justitie werd gehandhaaft, geensints kunnen werden getolereerd, maar ter beteugeling van het kwaad en afschrik van anderen rigoureuselijk behooren te werden gestraft. Soo is 't dat, Mannen van Leen van de Hoge Vierschaar en Baillaagie van de Nijenburgen gesien en geexamineert hebbende de crimineeie Eisch en conclusie bij ofte van wegens den Weledele Gestrenge Heere Mr. Jan Govert de Meij Bailluw van denzelve hooge Vierschaar en Bailluagie op ende jegens den gevangene gedaan ende genomen, mitsgaders gelet op de herhaalde confessien (bekentenissen) door den gevangene buiten pijn en banden van ijser gedaan, en op al het geen in deezen te considereeren (overwegen) stond, ende moveeren (bewegen) mogte, doende regt uijt de naam ende van wegens hun Edele Groot Mogende de Heeren Staaten van Holland ende Westfriesland, condemneeren (veroordelen) de gevangene gebragt te werden ter plaatse daar men gewoon is publicque crimineeie Justitie voor deeze hoge vierschaar te dirigeeren, en aldaar aan een paal gebonden, het 83

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Een Nieuwe Chronyke van het Schermereiland - Graft-de Rijp en Schermer | 1998 | | pagina 11