Het was toen dus waar, dat ze twee kleine gebouwtjes konden vullen, en
dat zou dus ook in 1644 al wel eens waar geweest kunnen zijn. Het Grafter
banbestuur helpt ons zo dus aan de gegevens om de noodzaak van een
eigen kerkgebouw te toetsen, en we concluderen dat de aanvragers gelijk
hadden.
We leren nog iets uit de reactie van het banbestuur. Het zegt dat er in
Oost- en Westgraftdijk 177 huizen stonden. Dat getal kunnen we in een
lijn plaatsen. In 1630 waren het er 161 en in 1695 bedroeg het totaal 214.
Een duidelijk opgaande lijn dus, en daarin past dat getal van 177 heel
goed. Oost- en Westgraftdijk bouwden er huizen bij, we mogen daarom
aannemen dat de bevolking toenam, waarschijnlijk de hele zeventiende
eeuw door, en dat er dus ook een groeiende behoefte kon bestaan aan
eigen kerkgebouwen. Dat zijn de dingen, die het protest van de schepenen
en vroedschappen van Graft ons toevallig leren.
De bezwaren van het banbestuur zijn voor ons dus leerzaam, maar ze
waren niet doeltreffend. Oost- en Westgraftdijk kregen hun zin. Met veel
gratie ging het niet. Net zo min als in 1607 konden de Grafters dit
probleem op eigen kracht oplossen. Toen had een commissie uit de Staten
van Holland de zaken geregeld, nu traden de burgemeesters van Alkmaar
als bemiddelaars op.191 Dat zien we trouwens vaker, dat Alkmaar in zijn
eigen omgeving fungeert zoals Amerika in de wereld. Alkmaar is de
regionale politie-agent, die orde handhaaft in de omringende dorpen. En
dat Alkmaarse gezag wordt ook altijd geaccepteerd, omdat de dorpen heel
goed weten dat Alkmaar hun belangrijkste voorspraak is, als ze bij de
provincie eens iets te vragen hebben.
Daarom luistert men ook in dit geval naar Alkmaar, en dat zou dan het
gelukkige einde van deze geschiedenis moeten zijn. De voortekenen leken
ook gunstig. Nu het niet langer nodig was, 's zondags naar het dorp Graft
te lopen of te varen, waren er veel meer Graftdijkers die regelmatig de
kerk bezochten dan ooit te voren. De beide gehuchten kregen samen een
eigen dominee, Willem Grasmeer geheten, die in 1644 de zorg en
verantwoordelijkheid voor de kudde op zich nam.
Toch zouden zich spoedig problemen voordoen. Het ene was, dat de
nieuwe predikant eigenlijk herder was over twee kudden. Er bleek toch
verschil te bestaan tussen West en Oost. Er waren twee kerkgebouwen,
dus in dat opzicht was niemand benadeeld, leder kon dicht bij huis de
diensten bezoeken. Maar hoe moest het nu met de pastorie? Dominee
Grasmeer had zich gevestigd in Westgraftdijk. Je kunt nu eenmaal niet op
twee plaatsen tegelijk wonen. Maar de Oostgraftdijkers wilden er niet aan
tekort komen. Dus sloten Oost en West in 1647 een overeenkomst met
46