kerk dan meer geld nodig, dan kon men tijdelijk of definitief die belasting per ton met enkele stuivers verhogen, en die extra inkomsten waren dan voor de kerk. Dat is ook wat Oost- en Westgraftdijk in 1644 probeerden. Ze dienden bij de Staten van Holland een verzoek in, ten behoeve van hun kerkjes de belasting op land en huizen te verhogen met zoveel extra als jaarlijks nodig zou blijken.1" Het was een eigenaardig verzoek. In onze tijd kunnen belastingen geheven worden door het rijk of door de gemeente, maar niet door een straat of een wijk. Dat was in de zeventiende eeuw niet anders. Toen schepenen en vroedschappen van Graft van deze zaak hoorden, reageerden ze dan ook nogal geprikkeld. Ze zagen het als een inbreuk op hun eigen gezag, en ze hadden er allerlei boze vermoedens bij. Die twee kerkjes waren volgens hen niet meer dan een voorwendsel. Wat die Graftdijkers eigenlijk wilden was zich los maken uit de banne.<8) Misschien was dat een klein beetje waar. Maar de Graftdijkers zeiden het niet, en het was ook niet wat ze vroegen. Ze verlangden niet meer dan een eigen kerkgebouw, of liever twee kerkgebouwen. Dat is een heel eerzame wens, en daar kun je dus eigenlijk geen kwaad van zeggen. Juist daarom hebben schepenen en vroedschappen van Graft het er zo moeilijk mee. Ze zijn er beslist op tegen, maar wel beschouwd hebben ze geen fatsoenlijke argumenten. Daarom proberen ze de vraag in een kwaad daglicht te stellen: kerkelijke splitsing is een dekmantel voor burgerlijke splitsing. En ze proberen de vraag belachelijk te maken: wat willen die paar mensen eigenlijk met twee eigen kerken. Hun ergernis is voor ons nuttig, want daardoor vertellen ze ons iets over Oost- en Westgrafdtijk. Ze vertellen ons hoe groot deze twee toen bij elkaar waren: 'haer cleyn gehucht... maer starck sijnde hondert seven en tseventich huysen'. We gaan er meestal van uit dat in die tijd het gemiddeld aantal personen dat onder één dak in hetzelfde huis woonde iets groter was dan vijf, om het precies te zeggen 5.3. Als de opgave klopt, woonden er toen dus in de beide Graftdijken 938 mensen. Het kan ook zijn dat de opgave niet precies klopt. Het banbestuur had er belang bij het inwonertal zo klein mogelijk te laten schijnen. Het wilde de Staten van Holland er van overtuigen dat dat hele Graftdijk mets voorstelde. Het kan best zijn dat er nog een paar huizen meer waren dan 1 77. Maar ook als het er 177 zijn geweest, met 938 inwoners. Dan hebben we twee gehuchten van tegen de 500 inwoners. Als die voor het grootste deel gereformeerd waren, zou je er best twee kleine kerkjes neer kunnen zetten. Voor een iets latere tijd, in 1680, weten we dat Oost- en Westgraftdijk inderdaad overwegend gereformeerd waren, voor 75 tot 80%.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Een Nieuwe Chronyke van het Schermereiland - Graft-de Rijp en Schermer | 1998 | | pagina 13