Schermermeer gelegen, het welk sommigen willen, dat zijn naam van een
hom of uithoek van het Schermeer, of Schermereiland zou ontvangen
hebben.
Wij hielden hier een weinig stil om de Kerk, die open stond, te bezigtigen,
welke, zoo als een metzelaar, die in dezelve arbeidde, ons verhaald, in het
jaar 1634 gebouwd is. Zij pronkt met eenen netten preekstoel, koperen
kronen, geschilderde glazen en andere sieraden.
Aan de grootte dezer Kerk kwam het ons voor, dat het getal der inwoners
eertijds zeer talrijk moet geweest zijn, de metzelaar zeide, dat dit inderdaad
plaats had gehad, dat het getal der inwoners zeer was verminderd, en dat het
hoog bejaarde lieden nog heugde, dat er vele Grootschippers woonden, waar
door er veel handel was gedreven, terwijl thans een groot gedeelte der
inwoners met hennipspinnen tot de rolreederij op eene zeer sobere wijze den
kost wonnen.
Na het dorp bezigtigd te hebben traden wij in de herberg, waar wij twee
Vriessche kooplieden aantroffen; een van hun verhaalde ons, dat dit dorp,
even als het dorp Schagen, eenigzins berucht was geworden door eene
alomme verspreide vertelling, dat er weleer op Kermistijden eene
Vrijstermarkt was gehouden, op welke de meisjes aan de meestbiedende
waren verkocht, even als men gewoon is paarden en koeijen te verkoopen;
dat hij nogtans, na eenig onderzoek daaromtrent gedaan te hebben,
bevonden had, dat dit met de waarheid strijdig was; doch dat een gebruik, het
welk, zoo hem tenminste verhaald was, nog plaats had, hiertoe misschien
eenige aanleiding had gegeven.
Wij vroegen, welk een gebruik dit was; eenige jonge maagden,
antwoordde hij, begeven zich op Kermistijden, na op hare wijze bevallig te
zijn opgeschikt, naar de eene of andere wandelplaats, ook wel naar het
Kerkhof, werwaarts de jonge knapen niet nalaten haar te volgen. Dezen
beschouwen dan al wandelende dit bekoorlijk groepje met aandacht, zij
treden een weinig daarna met haar in gesprek, en, na in hunne gedachten
eene keuze gedaan te hebben, vragen zij beleefdelijk, of zij ook lust hebben
om met hun Kermis te houden: de jonge maagden, zoo zij ten minste nog vrij
zijn en haar woord niet reeds hebben gegeven, zijn zoo wreed niet om dit zoo
vriendelijk verzoek van de hand te wijzen.
Aldus gepaard zijnde begeven zij zich naar de herberg, en brengen den
ganschen Kermistijd vrolijk door, want het zou voor beiden tot eene groote
misdaad gerekend worden, zoo zij malkanderen eenige uren daarna
wederom verlieten, dit zou zoo wel op den jongeling als op het meisje eene
26