WJMTER Blank lagen de weiden in 't eerste licht Dat was toch zo'n mooi. zo'n betoov'rend gezicht. Die teerwittc sneeuw tegen 't donkere hout Daarover een sluier van warm zonnegoud En blauw was de hemel, zo zuiver de lucht En ver nog, onzeker, elk wereldgerucht. Nog droomde de mens en wist niet dat de nacht In stilte zo'n wonderschoon werk had volbracht Maar toen kwam de jeugd, haar gejoel en gelach Begroette de stralende winterse dag Het rinkelen der bellen klonk blij er doorheen Maar 't joeg toch de vrede des morgens uiteen En diep werd de sneeuw door de wielen gegroefd Gelijk 't menselijk hart vaak door strijd wordt beproefd Het sprookje des nachts werd vertrapt en besmeurd. Gelijk menige jeugddroom, door zorgen verkleurd En zo werd het avond, weer stil overal De maan goot haar licht over 't dromende dal. Maar weemoed om alles dat was en verging Doortrilde de nacht met herinnering. J Kostelijk-Bom

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Een Nieuwe Chronyke van het Schermereiland - Graft-de Rijp en Schermer | 1997 | | pagina 6