daartoe altoos van paard en chais of kar. of de weg zulks niet toelatende, van s< het paard onder den man, gebruik moeten maken.' h De brieven moesten hem uiterlijk 's morgens om half 9 ter hand gesteld zijn en ook het tijdstip waarop hij terug moest zijn uit Ursem lag vast: 's middags V om 12 uur, 's winters of bij extreme weersomstandigheden mocht dat een T half uurtje later zijn. a; Ook de bezorging der brieven behoorde tot zijn taak Hij was verplicht d< 'dadelijk na zijne aankomst in de gemeente doorlopend, en zonder enig Ir oponthoud, aan deszelfs adres te bezorgen, waarbij hem eene heusche en O] vriendelijke behandeling der ingezetenen, ten sterkste wordt aanbevolen.' IV De heren bestuurders vroegen nogal wat: vriendelijk en beleefd zijn, met L bovendien kans op ontslag als het werk niet goed uitgevoerd werd: 'In p aanmerking nemende het hooge belang der zaak voor de ingezeetenen, zoo u behoudt het Gemeente Bestuur aan zich de bevoegdheid, om bij het minste si verzuim wangedrag of kwade trouw van den postbode, denzelven zonder eenige oogluiking, in die zijne bediening te schorsen, of daarvan te ontzet- 1c ten.' ni Ondanks dat 'hooge belang der zaak' moest de bode dus wel bereid zijn het D werk onbezoldigd te doen. Zijn postbodewerk mocht de gemeente niets te kosten, alle ambtelijke correspondentie moest hij kosteloos vervoeren. H Zijn enige inkomsten waren de extra stuivers die hij mocht vragen voor het h< vervoeren en bezorgen der particuliere brieven en pakketten: w Toen zijn 'collega' Jan Bakker in 1839 overleed, werd het dienstenpakket d; wat anders verdeeld. Bakkers opvolger, Christian Parthesius, werd politie- re dienaar, hoofd der nachtwacht, gemeentebode en dorpsklokkenluider. Marti- r h< nus Commandeur moest zijn functie van gemeentebode inleveren, maar bleef m onbezoldigd postbode en veldwachter. Aan die laatste post kleefden nog wel ai wat inkomsten: hij werd belast met het toezicht op het plaatsen van stallen en e> kramen op de Rijper kermis. Ir Hoe lang Commandeur al dit werk is blijven doen, is me niet helemaal b< duidelijk. Vast staat wel dat Commandeur bij zijn overlijden in 1860 geen g< bodeloper meer was. Doordat hij slecht ter been was, had hij moeten stoppen d; met zijn bodewerk en was hij weer kastelein geworden, in de Rechtestraat. di Als postbode was Commandeur altijd sterk aangewezen geweest op de D inkomsten die hij verkreeg door het bezorgen van particuliere brieven. m Daarbij ondervond hij echter altijd veel concurrentie van de vrachtschippers in in zijn dorp. Veel brieven bleven buiten het bereik der officiële postdienst: de tc 130

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Een Nieuwe Chronyke van het Schermereiland - Graft-de Rijp en Schermer | 1997 | | pagina 28