via een dwarse gang door twee glasdeuren in de woonkamer terechtkwam.
De kamer was grotendeels met houten delen betimmerd. De plafondbalken
werden in de hoeken door rechte korbelen ondersteund. Eén wand had een
deur en een bedstee, deze wand was zonder versieringen, vlak afgetimmerd.
Alleen de deur naar de keuken en die naar de winkel hadden kussenpanelen.
Plafond en wanden waren in een lentegroene kleur geschilderd. Het enige
daglicht kwam door het glas van de tuindeuren naar binnen. Het licht in de
kamer kon heel sfeervol zijn en ik zie nog opoe Deck voor me, zittend bij de
kachel die bij de tuindeuren stond. Een stapeltje korte turf bij de hand en het
haar zilverwit in het zonlicht.
De kachelpijp liep van de platte buiskachel recht omhoog, dan met een knik
naar links waarna hij nog meterslang langs het plafond liep. De kamer was
sober gemeubileerd. Een luxe artikel in het interieur was een grote mahonie
houten kast. Er bovenop stonden onder glazen stolpen drie porseleinen
heiligenbeelden, mooie roomse kitsch.
Van de kamer kon je naar het achterhuis, hier was de keuken met
kwartronde hoekkasten en een schouw. Je kon van het achterhuis langs een
lange gang aan de westkant van het huis naar de winkel lopen. En zo zijn we
de kring rond.
Schematische schets van de achterkant van Tuingracht 418, gezien
vanuit het zuidoosten.
85