Cor Booy
SEPTEMBERMORGEN
Lasten en kantjes
Over het hanngpakken vermeldt Hoek:" Tussen 1670 en 1680 voeren
jaarlijks 73 tot 78 Rijper haringbuizen uit, van 40 last of meer en dat aantal
is in de jaren voor 1670 nog wel groter geweest. Een last is 17 kantjes en een
kantje is een vat met circa 620 vers gezouten haringen. Na enige tijd krimpt
de haring en wordt dan overgepakt. De inhoud van de aanvankelijke 17
kantjes vult dan 14 vaten. Een buis van 40 last kon dus aanvankelijk 680
kantjes bergen, naderhand 560 tonnen in definitieve verpakking.
De gezouten haring werd voor een belangrijk deel uitgevoerd, onder andere
naar het Oostzeegebied, Duitse Noordzeehavens (Hamburg, Stade, Bremen
en Emden), Frankrijk en het Middellandse zeegebied."
Als bron voor meer bijzonderheden over de haringvisserij in het algemeen
noemt hij E. Baasch, "Hollandische Wirtschaftgeschichte", Jena 1927,
pag.56 e.v.
In vroege morgen zit
de tuin vol zilverdraden.
De dauw blinkt zilverwit
op bloemekens en bladen.
De lucht is koel en rein.
Er hangt een stil verbeiden
Van wat niet ver kan zijn:
de wisseling der tijden!
Vanuit een ver verschiet
zal het straks naderkomen.
Voordat het oog het ziet
de ziel 't heeft waargenomen.
Een grijs hemelgordijn
blijft als een voorkleed hangen,
Tot 't kleurig herfstfestijn
weer voor ons aan zal vangen.
Zo stil is 't overal
dat ik mijn hart hoor kloppen,
Gelijk de stage val
der druppelende droppen.
Zo stil dat het gerucht
der verte wordt vernomen.
Voor 't al wat scheiden ducht
te vroeg, te vroeg gekomen!
J.Kostelijk-Bom
(uit: de Rijper Courant van 19 september 1947)
103