naar de Zaan niet konden bevaren. Een bekend schip dat met zekere
regelmaat ter plaatse afmeerde om te worden gelost, was de "Pollux".
Maarten Pollux
Het overladen ter plaatse betekende werkgelegenheid voor mensen in de
omgeving. Losse arbeiders die aldus "losarbeiders" werden. Eén van hen
was Jan Schoemaker van West-Graftdijk. Hij hielp onder andere bij het
lossen van de "Pollux" en hield daaraan zijn bijnaam over. die later overging
op zijn zoon Maarten, de sigarenmaker en latere koster van de hervormde
kerk in Graftdijk. Dat hij tot aan zijn dood (en nog langer!) zijn bijnaam
Maarten Pollux behield was mede ter onderscheiding van een andere
Maarten Schoemaker in het zelfde dorp, die evenals hij vrijgezel was
gebleven.
Zwemexamen
Het Kogerpolderkanaaltje had intussen voor ons, scholieren, nog een andere,
praktische betekenis gekregen. Het uiterste noordoostelijke puntje van het
Alkmaardermeer was onze badplaats. De bodem ter plaatse was/is van
blauw zand en liep langzaam af van voetdiep tot anderhalf a twee meter.
Ideaal om er te leren zwemmen. Dat leerden we van elkaar of van oudere
broers of zusters, want een badmeester was niet. Die was ook niet nodig.
Zwemdiploma's kenden we ook niet, maar wel een soort examen: als je dacht
dat je de zwemkunst machtig was, stak je al zwemmende het "kanaaltje"
over en terug. Wie het vol-bracht was geslaagd. (En wie het niet volbracht
was verzopen, denkt u? Tja, maar zo ver lieten we het niet komen!)
Tolgeld en havenkroeg
Het kanaaltje was overigens van meet af een succes voor de Zaanse
ondernemers. Zij hadden de aanleg bekostigd door de uitgifte van aandelen a
500. Dat had een kapitaal opgeleverd van 40.000, waarvan de helft van
Wormerveerse ondernemers afkomstig was.
In het eerste jaar van zijn bestaan 1850) meerden al 34 schepen af aan de
drie grote ducdalven, om daar te worden gelost. De exploitatierekening
leverde meteen al een bescheiden winst op, zodat al direct een dividend van
3% kon worden uitgekeerd.
Het ging steeds beter. In 1858 werden bij Kogerpolder 124 schepen gelost,
met een totale tonnage van 17.636 ton. Er kon een reservefonds worden
98