Eén van de Zaanse ondernemers die probeerden de gemaakte beleidsfout te
herstellen, was de Wormerveerder Jan Laan. Er was al een aantal plannen
mislukt toen hij in 1849 met enige mede-industriëlen de "Kanaal-
Zaanverbindingsmaatschappij" oprichtte. Die collega's van Jan Laan waren
Simon Prins, Theodorus Schermer, Adnaan Laan, D. Ruyter, P. Smidt van
Gelder jr., Jan Vis Az. en Adrianus Prins. Zij verzochten jhr. Ortt te
Alkmaar, "Ingenieur van den Waterstaat", de nodige opmetingen te doen
voor een doorgraving van de Kogerpolder.
Al een paar maanden na het eerste overleg kon op 11 april 1849 de beoogde
maatschappij worden opgericht en al in 1850 was het nieuwe kanaaltje in
gebruik. Dat is niet zo verwonderlijk, want het graafwerk besloeg een lengte
van nauwelijks een kilometer: van het Noordhollands kanaal tot de Groene-
dijk van de Starnmeer (de woning van "Boko"-Stables).
Kickersloot dicht
Uiteraard ging het niet alleen om het graven van het kanaaltje. Er moest ter
afscheiding van de oostelijke arm van het Alkmaardermeer (de Deilings
dus), een oeverbescherming worden aan-gelegd, die aansloot op de West-
wouderpolder en de zgn. Rijsdam, die als afscheiding tussen het meer en het
grote kanaal was gemaakt tijdens de aanleg van het Noordhollands kanaal.
De oorspronkelijke uitmonding van de Wouder Kickersloot werd dus dicht
gegooid; de Kickersloot kwam voortaan zonder bocht uit in het nieuwe
kanaaltje. Circa 110 jaren later zou de opening naar de Deilings worden
hersteld, ten behoeve van de recreatievaart, in het kader van het recreatie
schap rodnom het Alkmaardermeer. Maar dat is een ander verhaal waarin
het Kogerpolder kanaaltje ook een heel andere betekenis heeft gekregen.
Overslaghaven
Dat kanaaltje vertoont intussen aanmerkelijk verschil in breedte. Ter plaatse
van de doorvaart naar de Deilings is het breder dan bij de uitmonding in het
Noordhollands kanaal. Dat breedte-verschil is er altijd geweest, zolang het
kanaaltje bestaat. In mijn schooljaren stonden in dat bredere deel nog de
langzaam wegrottende overblijfselen van drie ducdalven. Dat waren oor
spronkelijk de aanlegplaatsen van grote houtschepen. Oostzeevaarders met
drie en vier masten, die hout uit Scandinavië aanvoerden, wat ter plaatse
moest worden overgeslagen op dekschuiten die het verder vervoerden naar
de Zaanse houtverwerkende industrie, omdat de grote schepen dat traject
95