kunnen doen wij ons daar van niet zullen ontrekken.
Hiermede tekene wij en noemen Ons UWE Broeders in Christus.
De Kerkeraad der Doopsgez: Gem: te Noord-eind van Graft.
Was get: M.Prins, W.Honig en A. Blaauw.
Reeds de volgende dag, 12 september op een zondag! wordt de brief bij
Pieter Bruin bezorgd, waarvan we het volgende verslag aantreffen:
"Deze beroepsbrief werd de beroepenen door een Lid van de Kerkeraad ter
hand gesteld, waar bij de beroepenen zijn dank betuigde voor de achting en
vertrouwen waarmede de gemeente hem verwaardigde om hem als hun
Leeraar te beroepen, tevens verzoekende om eenige tijd van beraad ten einde
hij over deze gewigtige zaak ernstig konde nadenken, het welk hem ook
dadelijk werd toegestaan".
Na ongeveer een maand - men zal elkaar ongetwijfeld in die periode best nog
wel gesproken hebben - komt er officiële actie, waarover ons het volgende
wordt overgeleverd:
"Na verloop van drie a vier weken verzogt de beroepenen de kerkeraad
bijeen, die zich ook in het Kerkgebouw der Doopsgezinde op de bepaalde tijd
lieten vinden, bij welke gelegendheid dan de beroepenen betuigde niet
ongenegen te zijn het hem aangeboden beroep aantenemen, evenwel onder de
volgende voorwaarde.
Voor eerst dat het eerste jaar van zijn dienstwerk verligt werd, door die
beurten op hoogtijden in zoverre die niet om de veertiendaagse predikbeurt
invielen, weg te nemen, waar door hij die het eerste jaar niet meer als
zesentwintig predikbeurten zoude hebben te vervullen en voor het overige
dan zoude men de voorslag in de beroepsbrief als een leidraad van de
predikbeurten houden.
In de twee plaats, dat ook hem de pastorie of het woonhuis (opzettelijk
gebouwd voor een predik: der Gem:) zoude worden afgestaan.
Dit laatste voorstel gaf in het bijzonder aanleiding tot eenige overweging,
hetwelk door de beroepenen opgemerkt wierd, die daarop het als
welvoegelijk beschoude zich eenige oogenblikken te verwijderen ten einde
de kerkeraad in de gelegenheid te stellen om geheel vrij daar over onderling
te kunnen spreeken.
Na verloop dan van eenige tijd wierd de beroepenen weder in de vergadering
verzogt, en hem door een der Leden van de kerkeraad te kennen gegeven dat
het eerste verzoek hem geheel zoude worden toegestaan te weten, dat hij het
eerste jaar niet meer als zesentwinting predikbeurten zoude te vervullen