Pieter Bruin beroepen als doopsgezind leraar
In "Een Nieuwe Chronyke" van december jl. werden de door Willem Bruin
gemaakte aantekeningen afgedrukt. Daarin vermeldt hij o.a. de benoeming
van zijn zoon Pieter tot doopsgezind leraar in Noordeinde "voor de halve
dienst".
Nieuwsgierig geworden naar de wijze waarop men deze, wat wij thans
deeltijdfunctie zouden noemen, invulde, ben ik op zoek gegaan naar meer
gegevens. Het resultaat wil ik u niet onthouden.
Van de kerkeraadsnotulen is - zo zij al werden gemaakt - weinig bewaard
gebleven. Gedurende een lange periode werd er in het geheel niets
vastgelegd, zoals blijkt uit een eerste aantekening in 1824.
"Na dat het houden der notule sins verscheidene jaaren is verzuimd
geworden1' heeft de thans fungerende kerkeraad van deeze gemeente (de
noodzakelijkheid daarvan inziende) begreepen om dezelve van dit oogenblik
weder te houden ten opzichte van die zaken die eenigsins merkwaardig zijn
en voor de toekomst eenig nut kunnen opleveren.
De thans fungeerende kerkeraad bestaat uit vier persoonen, met name
Maarten Prins, Willem Honig, Adriaan Blaauw, Pieter Bruin Wzn.
De Gemeente teld thans 28 leden behalve 30 a 40 kinderen, dus te samen 60
a 70 zielen".
Het is niet onwaarschijnlijk dat men tot dit besluit is gekomen vanwege de
voorgenomen beroeping, want onmiddellijk daarna wordt genoteerd:
"Op den elfde September 1824 vergaderde de eerste drie genoemde leden van
de kerkeraad, benevens de manneleden van de gemeente2' met oogmerk om
tot het beroepen van een Leeraar overtegaan welk beroep ook dan met alle
gemeene stemme van de aanwezigen kerkeraad en leeden werd uit gebragt op
Pieter Bruin Wzn te Noordeinde van Graft die hem van tijd tot tijd tot het
Leeraarsampt had voorbereid en die blijkens het verslag van de Algemeene
Sociëteit van 1824 na gedane exsamen als Propenet bij genoemde Sociëteit te
Amsterdam was aangenomen".
Dezelfde dag nog werd een "beroepsbrief' opgesteld, die als kopie ook in het
kerkeraadsboek werd ingeschreven, zodat we een antwoord krijgen op onze
vraag hoe het met die "halve dienst" werd geregeld: