aangevoerd. De turfstekerij in ondermeer de Oostwoude, in de Starnmeer bij Spijkerboor en langs de Oudelandsdijk tussen West-Graftdijk en Driehuizen, die tijdens de eerste wereldoorlog tot grote bedrijvigheid had geleid, was intussen geschiedenis geworden en leefde nog slechts voort in de verhalen- over-vroeger. De optredende schaarste aan brandstoffen en het afnemen van transportmogelijkheden als gevolg van de tweede wereldoorlog deed de mensen in Noord-Holland teruggrijpen op de bodemschat die de veenweidegebieden hier vanouds bevatten. Zo ook Pieter Honig in Oost- Graftdijk, die besloot met zoon Wim de turfsteker in zijn land te zetten om de kachel brandend te kunnen houden. "We staken de turven vijf diep, dat is een meter, tot aan het zand toe", herinnert Wim zich. Daartoe was meer mankracht nodig dan van vader en zoon Honig. "Maarten Schoemaker en Klaas Waterdrinker hielpen mee. Later heb ik steeds samengewerkt met Piet Nat en Baart de Jongh. Met hen ben ik naar Barend Gorsseling gegaan, voorbij Driehuizen. Daar hebben we vier voorjaren turf gestoken. We staken er drie lagen diep ineens. Zo hebben we er drie hectare uitgeveend." Honig heeft tien jaar samengewerkt met zijn vaste maten in de turf. "We namen het werk aan, voor f 2,25 de duizend. Het verdiende best, want we hadden per man zo'n vijftig tot zestig gulden in de week. Dat was toen een best loon. Met ons drieën hebben we veel plezier gehad en plezierig gewerkt. De één stak, de tweede schepte de turven los en de derde stapelde. Tien jaar lang en maar één keer ruzie. Je kon het wel eens treffen dat er veel mollen in de grond zaten. Dan braken de turven tijdens het steken. Maar bij Gorsseling was het goed. Daar zat een beste veenplaat. We hebben achter Oosterbuurt ook nog anderhalve hectare gestoken op het land van Jan Heertjes, Jan van Engel. Dat was turf die Klaas Ris van Spijkerboor had gekocht, maar daarvan heeft de CCD een deel in beslag genomen. Hoe dat met het land ging, als het was afgestoken, zoals bij mijn vader? Nou, je begon metde bovenlaag er af te werken en die kieperde je in de sloot. Dan de veenlaag afsteken, tot aan het zand toe. Je zorgde wel dat er grond tussen de sloot en de afgraving bleef staan en als je klaar was, had je een nieuwe sloot." Toen in februari 1944 een groot deel van de Eilandspolder werd geïnundeerd. 18

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Een Nieuwe Chronyke van het Schermereiland - Graft-de Rijp en Schermer | 1997 | | pagina 21