De kaaskar en een vent met twee koppen ™aar
Vree
Onweer klinkt als de kaaskar op zolder", luidde de kop boven een artikel j 0nw<
van Ed Dekker in de Noordhollandse Dagbladen. Het betreffende artikel ik w;
ging over de kaasfabriek "De Toekomst", aan de Rijperweg in de Beemster. Nee,
Eén van de vele kaasfabriekjes in Noord-Holland die door Reijer Klaas 0p d
Koppen uit West-Graftdijk zijn gebouwd. kwar
"De Ceres" in de Starnmeer was er ook zo een. Vandaar dat ik me de knec
onweergeluiden van de kaaskar op zolder nog heel goed kan herinneren, want achte
ook in "De Ceres" hadden ze zo'n kaaskar, die over de houten zolder kon werd
bolderen. Het was eigenlijk niet veel meer dan een kubusvormige houten kist, "Wa
van duims dik hout, met vier wielen. IJzeren wielen, die op een ietwat ware
merkwaardige wijze onder de "kist" waren gemonteerd: één aan elke zijkant "D'r
in het midden. Die waren - schat ik - 14 centimeter in doorsnee. In het fanta
midden van voor- en achterkant zat een kleiner wiel, van ongeveer 10 cm ik he
middellijn. Daardoor hobbelde de kaaskar altijd op drie wielen. Bovendien van
konden die kleinere wielen naar links en rechts schuiven over de lange as woor
waarop ze draaiden. Als je al duwend de kar van het voorwiel op het toeve
achterwiel liet hobbelen, was'ie goed wendbaar. Daardoor kon men er
gemakkelijk de krappe bochten tussen de rekken met kaasplanken mee
nemen. De bedoeling van het voertuig was namelijk dat er de kazen in
werden vervoerd, van d kaasplanken af naar het openslaande raam in de
dakkapel. Van dat raam werd de "kaasgoot" gelegd, naar de bakwagen (later
de vrachtauto) waarmee de kazen naar de kaasmarkt werden vervoerd.
De kazen rolden als grote knikkers naar beneden, maar hun vaart werd
afgeremd door een dikke lap, die het ondereind van de kaasgoot min of meer
afsloot.
Voor ons, de jongens van de buurt, was het altijd een attractie als we in de
kaasfabriek mochten spelen. Dat wil zeggen: s middags. Want 's morgens,
als er kaas gemaakt werd, hadden we er eigenlijk geen boodschap.
In de werkplaats met de kaaspersen en de pekelbak stond altijd een emmertje
waarin de zoute kaasrandjes werden verzameld. Daar kregen we soms wel
eens een randje van. Het ketelhuis, met de grote staande stoomketel
boezemde mij altijd veel ontzag in: al die buizen en die kranen! Dat buurman
Ter Beek (hij was de kaasmaker) wist waar die allemaal voor dienden....!
Zijn "kantoortje", met al die flesjes en glaasjes waarmee hij het vetgehalte
van de melk bepaalde, had ook al zoiets respectabels. Maar de grote attractie
12