80 achterwerk en naar de planeten aan het zwerk. In zijn huis was het plafond gedecoreerd met hemellichamen. Hij was ook een verwoed verzamelaar van oudheden; had zelfs een bezienswaardige oudheidkamer, die men kon bezichtigen. Voorts stond hij bekend als sneldichter, die menige brief op rijm heeft geschreven. Een bijzonder mens en dat was hij! De jongste van de drie Admiralen, Cornelis, zou in onze tijd student zijn geworden in Delft, maar hij ging naar Wageningen, om daar drie jaar de lessen te volgen aan de nieuwe landbouwschool, de latere Landbouwhogeschool. Toen nog toegankelijk zonder vooropleiding en vooral bestemd voor "jongelieden uit de boerenstand". Hij had veel belangstelling voor natuurwetenschappen en na Wageningen studeerde hij verder in Amsterdam en in Parijs. In De Rijp zag hij aan het Doopsgezinde Weeshuis een wijzerbarometer, die ontworpen was door Jb.Blaauw, in 1865, toen het weeshuis werd voltooid. Cor vond in 1891 dat het tijd werd ook een wijzerthermometer aan te brengen, die boven de voordeur van de straat af voor iedereen te zien moest zijn. Hij construeerde op vernuftige wijze een metaalthermometer, die uniek was in de wereld. Hij liet zijn vinding registreren in Bern, waar de wereldoctrooiraad is gevestigd. Persoonlijk ging hij hiervoor naar de Zwitserse hoofdstad. Alle begin is moeilijk maar de verhuizing van de familie Admiraal - vader, moeder en drie zonen - was goed bekeken. De verhuizing, in 1878, moet echter geen eenvoudige zaak zijn geweest, want ook de bij "Broedersbouw" geplaatste kassen moesten mee "verkast" worden. De Rijp fleurde op. In de Beemster werd neef Arie Kooy de nieuwe veehouder op de oude plaats. Hij moest als jonge boer de crisisjaren ,die volgden, trachten te trotseren door zuinig te leven. De jonge ondernemers in De Rijp wisten zich te handhaven door reclame te maken voor vakmanschap en kwaliteit. Zij vervingen op tal van boerenerven oude vruchtbomen door nieuwe; plantten iepebomen langs de wegen en waar de welstand nog niet was gebroken, verzorgden ze de tuinaanplantingen naar de smaak van die tijd: bloeiende heesters, en bloemperken en schelpenpaden, leibomen en prielen, passend bij het karakter van de boerderijen, die in de achterliggende goede jaren waren vernieuwd en verfraaid. Klaas was de boomkweker, Aldert de bloemist en Cor noemde zich instrumentmaker. Hij verkocht barometers en thermometer, werkte een poos bij Geveke in Amsterdam en toen de broers in 1881 besloten een vruchtensappenfabriek te stichten, was ook hij hierbij betrokken en werkzaam. Tot 1898 laafden zij langs "verfrissende weg" de dorstigen in wijde omtrek. Totdat een overslaande brand de fabriek in vlammen deed opgaan. Opnieuw beginnen leek de directie niet raadzaam. Het bloeiende

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Een Nieuwe Chronyke van het Schermereiland - Graft-de Rijp en Schermer | 1996 | | pagina 18