78
allermooiste in de provincie. U dient echter een oogje dicht te knijpen als de
rommelige aanblik van het erf en de boomgaard u mocht irriteren!
In de jongensdagen van de drie gebroeders Admiraal klepperden nog de
ooievaars op het dak, reikten de bomen langs de singels en op het ruime erf
tot in de hemel en stonden in de goed onderhouden boomgaard en in de
moestuin veel vruchtbomen: appels, peren, pruimen, noten en langs de
schutting perziken en druiven. Voorts aalbessen, hazelnoten, frambozen,
kruisbessen en allerlei siergewassen in "bepaalde vormen" geknipt. Een klein
paradijs.
De boerderij behoorde tot de bezittingen van een landheer; destijds Boreel van
Hoogelanden uit Velsen. Het bedrijf was ruim 50 ha groot.
In 1792 werd Maarten Admiraal pachter. Na hem kwamen volgende
generaties Admiraal plichtsgetrouw de pacht betalen aan de landheer in
Velsen. Afwisselend waren dat Maarten Klaaszoon, Klaas Maartenszoon en
Maarten Klaaszoon en daarna, in de vrouwelijke linie, zij die de naam Kooy
dragen. Al meer dan twee eeuwen lang één familie trouw aan
"Broedersbouw".
In 1855 werd op de boerderij weer een Klaas Admiraal geboren. In 1857
kreeg hij een broertje,Aldert geheten, en in 1860 volgde Cornelis. Drie ferme
knapen. Wellicht zou één van hen later opvolger worden op de grote plaats
aan de Oostdijk. Grootvader Klaas Maartenszoon moet het gehoopt en
verwacht hebben!
We vermoeden echter dat vader Maarten en moeder Neeltje, ruimdenkend als
ze waren, het hier niet op aanstuurden. Ik heb de indruk dat er hechte
familieverbanden bestonden en dat de belangstelling niet alleen gericht was op
het boerenbedrijf, maar ook op het onderhouden van sociale contacten,
algemene ontwikkeling en creativiteit. Bracht moeder Neeltje (Weeshof) van
huis uit aandacht mee voor de schilderkunst (ze kwam uit Schermerhorn en
behoorde tot de familie van Dirk en Klaas Weeshof, de huisschiders die ook
zeer verdienstelijke kunstschilders waren), van vader Maarten Admiraal is
bekend dat hij ook graag met het penseel en de tekenstift omging. Het gezin
was ervan doordrongen dat een mens bij brood alleen niet kan leven.
Maarten runde zijn grote bedrijf zoals van hem mocht worden verwacht. Hij
molk samen met zijn personeel de koeien, telde nauwgezet de schapen, bracht
de kaas naar de markt in Purmerend, tracteerde op "schellingkoek" als hij de
hoogste prijs had kunnen bedingen, maar het landwerk liet hij over aan een
tweetal werklieden. Zelf trof men hem dan aan in de boomgaard of in de
moestuin. Geen wonder dat zijn zoons hier ook belangstelling voor kregen,
vooral als ze betrokken werden bij het planten en plukken: een groenteboer
kwam er toen nooit het erf op. Trouwens, bijna nergens.
Moeder Neeltje had haar handen vol aan de huishouding en het bereiden van