42 plaatse zelfs nu nog welbekend. In de Graftdijken en te Markenbinnen werd de hennep vooral bewerkt ten behoeve van de zeilmakerij te Krommenie. Te Markenbinnen werd ook wel zeildoek geweven, zoals eveneens blijkt uit de genoemde beschrijving door Evert Besse. Of deze vorm van hennepnijverheid ook in de Oostwoude, alias Wouthuysen, werd bedreven is niet zonder meer met ja of nee te beantwoorden. Feit is dat, precies aan de andere kant van de Starnmeer wel ooit een hennepkloppermolen heeft gestaan. Namelijk aan het oostelijk eind van de Middelweg. Die molen, ten tijde van de droogmaking werkzaam als watermolen met vijzel en bekend onder de namen "Zaanse molen" of "Ruige molen", is op zeker moment na de droogmaking omgebouwd tot hennepklopper en tot in 1827 als zodanig werkzaam geweest ("Het Starnmeerboek" pag 75 en 77). De bodemvondsten van Peter Eggers in de Oostwouder polder verwijzen niet allemaal en uitsluitend naar bewerkers van hennep. Twee henneploodjes zijn namelijk rond gebogen, in de vorm van buisjes. Dat komt doordat de loodjes, na aankomst van de hennep ter plaatse, meestal werden weggegooid. Of, in dit geval van de vervorming tot buisjes, voor een ander doel werden hergebruikt: als netverzwaringen ten behoeve van de visserij Dat is hier niet toevallig, maar zeer doelbewust gebeurt. Het deel van het woonbuurtje Wouthuysen waar het hier om gaat, lag namelijk vlak langs een deel van het Starnmeer, wat ongetwijfeld middel van bestaan opleverde voor enkele vissers, voor de droogmaking van 1643. Het is dat deel van het vroegere meer wat recht tegenover het sluisje van De Woude ligt. Achter, dat wil zeggen: ten westen van dat sluisje ligt een watertje wat plaatselijk als "het Dampie" bekend staat. Het is een overblijfsel van de bedoelde arm van het voormalige Starnmeer, die "het Damken" heette. Het "Damkens Voetpad", tussen de Groenedijk bij de boerderij van Vok Willig en het loonwerkbedrijf van Piet van Petten herinnert daar nog aan. Overblijfsels als "het Dampie", bij aangrenzende droogmakerijen, zijn er wel meer in onze omgeving: het Spijkerboorder Wijd, als restant van het "natte" Kamerhop en het Noordeinder meertje als restje van het ingepolderde Noordeinder Meer. Om nu naar Wouthuysen in de Oostwouder polder terug te keren: de tot netverzwaringen vervormde henneploodjes zijn niet de enige bewijzen die Eggers er aantrof als bewijs van vroegere visserij-activiteiten. Hij vond er ook zeven gegoten loden netverzwaringen; een soort loden kralen. Dergelijke netverzwaringen werden toegepast bij het vissen met "staand want", zoals schakelnetten. Intussen blijkt uit de simpele vondst van de henneploodjes door Peter Eggers dat zulke kleinigheden toch een stukje geschiedenis aan het licht brengen. Hetgeen

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Een Nieuwe Chronyke van het Schermereiland - Graft-de Rijp en Schermer | 1996 | | pagina 24