100 Blau van Purmerend begeleidde een groep van 150 man met emmers om de afgematte Rijpers af te lossen. Een week lang werd er nog nageblust. Ook 's nachts. Dat gebeurde onder leiding van een schepen uit Graft, Oosterbuurt of Noordeinde. Er werd puin geruimd door degenen wier huis niet was verbrand alsmede door inwoners van Schermerhorn, "om 8 stuijvers daechs". Dode dieren moesten worden begraven. Aan de stadsbestuurders van Hoorn, Alkmaar, Edam en Purmerend werd gevraagd een aantal kinderen van getroffen gezinnen tijdelijk op te nemen. In het archief is te vinden dat op 12 januari 1654 de vroedschap "op het verzoek der Regering van De Rijp besloot om wegens den grooten brand der voorige week haar 20 of 22 weeskinderen tijdelijk in een godshuis aan te nemen tot laste van de armenlade". De bewoners van de afgebrande buurten waren gevlucht. Vooral naar de wijken die gespaard waren gebleven en verder naar Graft en Noordeinde. De schepenen stuurden de dorpsomroeper Jan Louwers daarheen om te melden dat degenen die geen brood ter beschikking hadden, dit konden afhalen ten raadhuize. De schepen Auwel Pietersz.Prins had enige tonnen "buijsebroot" (scheepsbeschuit) beschikbaar en uit Edam ontving men enige quardelen "groenlandsbrood Geldelijke steun Toen kort na de brand uit de naburige steden en dorpen duidelijk een vorm van ramptoerisme op gang kwam, zag deze samengestroomde menigte volgens de tijdgenoot "een verbrant Troje, een verwoest Jeruzalem". Op vier plaatsen in het geblakerde dorp werd deze nieuwsgierigen een collectebus onder de neus gehouden. In diverse omliggende gemeenten werden collectes toegestaan uit solidariteit met de zwaar getroffen gemeente. Graft bracht voor de herbouw van de Rijper kerk 108 gulden bijeen. Ds. Jacobus du Bois, die predikant was in De Rijp van 1638 tot 1645, liet vanuit zijn standplaats Leiden zijn diep medeleven blijken. Persoonlijk had hij bij vermogende Leidenaren aangeklopt om een liefdegave. Met daarbij een gift van de Leidse magistraat a 100 daalders kon hij in totaal duizend daalders aanbieden tot herstel van de kerk. Nadat de restauratie van de kerk was voltooid, werd voor het opbouwen van de toren gecollecteerd. Dit bracht een kapitaaltje op van 1521 gulden, 16 stuivers en 8 penningen. Willem Pietersz. Lakeman en Pieter Beets droegen dit bedrag af aan de gecommitteerde penningmeesters. In 1662 werd voor dit doel ook nog een loterij georganiseerd, die de somma van Fl. 1577:17:8 opbracht. Er zou veel meer nodig zijn!

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Een Nieuwe Chronyke van het Schermereiland - Graft-de Rijp en Schermer | 1995 | | pagina 6