121 De zaak diende op 4 en 5 november. Op de eis namens Grietje tot uitkering van de erfenis, vroeg de procureur van Sijbrand Kaars 14 dagen voor zijn beraad en antwoord. Het duurde echter tot 21 januari 1744 eer de zaak weer voor kwam. De voorstelling van zaken die toen namens Sijbrand Kaars werd gegeven, was dat weliswaar de zakjes met geld in Aagt's bedstro waren gevonden, maar dat in een ander kamertje nog twee zakjes geld en de brieven van Aagt Lijken waren gevonden in een "hangbentje". Tijdens het tellen van het geld zouden de zusters hebben gezegd niet te kunnen geloven dat dat allemaal van Aagt was en zo dachten de anderen (Sijbrand Kaars en Huybert Ris) er ook over. Maar Klaas Lijken zou hebben opgemerkt dat er in een zakje enige ducatons waren gevonden die zwart waren geworden, benevens een ducaat, en dat Aagt Lijken indertijd twee of drie ducatons had geërfd die vrij zwart waren. Dat zou het bewijs zijn geweest dat enig deel van het geld Aagt toebehoorde. Volgens de procureur van Sijbrand Kaars c.s. had Klaas Lijken daarom een akkoord voorgesteld. "Mannen van eer" Dat kwam er op neer, volgens de procureur van Sijbrand Kaars, dat de erfgenamen van Jan Besse "als mannen van eer aan de erfgenamen van Aagt Lijken 29 ducatons, een ducaat en 32 guldens en 14 stuivers aan zilvergeld" hadden uitbetaald. Klaas Lijken zou nog hebben verzocht dat over de getroffen schikking niet zou worden gesproken, hetgeen de erven van Jan Besse hadden beloofd, waarna Grietje, Hillegond en Klaas Lijken "welvergenoegd en tevreden het sterfhuis hadden verlaten", aldus de procureur van de gedaagden Sijbrand Kaars, Huybert Ris en Gerrit Koning. Deze rechtszaak heeft zich voortgesleept tot in 1754, twaalf jaar na het overlijden van Aagt Lijken. Het resultaat was dat er uiteindelijk geen vonnis is geveld. Er blijkt uit de documenten ook niet dat men onderling tot oplossing van het geschil is gekomen. Alzo een voor ons rechtsgevoel zeer onbevredigende gang van zaken. Daarbij is het moeilijk, mede gezien de ingewikkeldheid van de rechtsprocedure die door de voorstelling van procureur Van Hezel werd veroorzaakt, aan de goede trouw van Sijbrand Kaars te geloven. In een van de talrijke getuigenverklaringen tijdens her proces komt naar voren dat Aagt Besse, de dochter van Jan Besse, die met Sijbrand Kaars was getrouwd, had gezegd dat peet Aagt haar had verteld dat zij haar geld had verborgen "in het stro". Kaars had daarop tijdens verhoor zijn vrouw gevraagd of Aagt Lijken dat werkelijk had gezegd, waarop zij in tranen had geantwoord: "Ja, dat kan ik niet ontkennen". Aagt Besse heeft het eind van het proces niet beleefd. Maar haar tranen, in de officiële stukken vermeld, kunnen ons vermoeden bevestigen dat Aagt Besse heeft geweten dat haar man,

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Een Nieuwe Chronyke van het Schermereiland - Graft-de Rijp en Schermer | 1995 | | pagina 27