120 kapitaaltje had bezeten. Daarvoor waren getuigenverklaringen nodig. Eén ervan werd op 28 juni 1743 afgelegd door Aris Uyl van Markenbinnen, op verzoek van Aagt's erfgenamen. Zijn verklaring bestaat er uit dat hij in 1742 Jan Besse in diens huis had gevraagd hem tegen maandelijkse rente 100 of 200 te lenen. Maar Jan Besse beschikte op dat moment daar niet over, zodat hij het aan zijn huishoudster. Aagt Lijken had gevraagd, die wel het geld had en kon helpen als zij wilde. Ze scheen er niet bijzonder toe genegen te zijn, maar sloeg het verzoek ook niet af. Verder verklaarde Aris Uyl nog dat Jan Besse hem zowel in 1742 als in 1743 had verteld dat hij voor zijn rollen zeildoek ter waarde van 3700 a 3800 nog geen geld had gezien, hoewel zijn schoonzoon Sijbrand Kaars dat wél had ontvangen. Het kon gelden als bewijs dat Jan Besse in de regel weinig geld in huis had. Dezelfde dag werd nog een verklaring afgelegd door Jan Oost en zijn huisvrouw, die in de Starnmeer woonden, en eveneens op verzoek van Grietje, Hillegond en Klaas Lijken. Die verklaring bestond eruit dat Jan Oost en zijn vrouw in 1739 nog geburen waren van Jan Besse en dat deze hun bij meer dan één gelegenheid, ook wel aan de haard zittende, had verteld dat Peet Aagt veel geld had en dat zij alle jaren wel honderd gulden opzij kon leggen, terwijl hijzelf niet zo veel geld had als de mensen wel dachten. Bij deze verklaring voegde zich nog die van Paulus Visser van Krommeniedijk, op 26 augustus 1743, waarin hij vertelde dat hij in mei een begrafenis in Krommenie had bijgewoond waar Sijbrand Kaars ook aanwezig was. Die had bij die gelegenheid gezegd dat het kapitaal van Aagt lijken meer waard was dan drieduizend gulden. Dat was in de dagen van de ziekte van Aagt Lijken, zodat hij de werkelijke grootte van haar kapitaaltje nog niet kon kennen. Naar Hof van Holland Grietje Lijken heeft, mogelijk aangespoord door anderen, nog getracht met de erfgenamen van Jan Besse tot een minnelijke schikking te komen. Dat liep op niets uit, zodat haar niets anders overbleef dan de kwestie aanhangig te maken bij het Hof van Holland. 15 Oktober 1743 gaf het Hof van Holland bevel aan zijn deurwaarder een dagvaarding uit te reiken aan Sijbrand Kaars, Gerrit Koning en Huybert Ris. Beide laatsten waren voogden van Jan Besse's onmondige kleinkinderen. Grietje en de haren lieten zich vertegenwoordigen door Willem Hoyer, procureur aan het Hof van Holland. Maar. ook de tegenpartij voorzag zich van rechtskundige bijstand, door Herman van Hezel in de arm te nemen, eveneens procureur aan het Hof van Holland.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Een Nieuwe Chronyke van het Schermereiland - Graft-de Rijp en Schermer | 1995 | | pagina 26