119
Een erfenis in Markent innen en een proces
in Den Haagf (2)
In het voorgaande (pag. 21-24, Chronyke van februari jl.) hebben we kunnen
zien dat Jan Hendriksz Besse overleed op 30 augustus 1743 en zijn
huishoudster Aagt Lijken 9 dagen later. Nog op 2 mei had zij haar testament
laten maken, want "peet Aagt", zoals zij genoemd werd, had geld.
In haar testament werden haar zuster Grietje Lijken, weduwe van Klaas
Pietersz Schimmelpenning te Assendelft voor 4/6, haar halfzuster Hillegonda
Lijken voor 1/6 en haar halfbroer Klaas Lijken eveneens voor 1/6 als haar
erfgenamen aangewezen. Bij het opmaken van dit testament was Sijbrand
Kaars, de schoonzoon van wijlen Jan Hendiksz Besse één der beide getuigen.
Het vermogen van peet Aagt bestond in hoofdzaak uit gereed geld, maar ze
bezat ook een schuldbekentenis van 900 ten laste van Sijbrand Kaars.
Aagt lijken overleed terwijl haar zusters Grietje en Hillegonda bij haar in huis
waren, op 9 mei. Ook een der voogden van de kleinkinderen van Jan Besse,
Huybert Ris, was in het sterfhuis. Op aanwijzing die Aagt zelf nog had
gegeven, vond hij in haar beddestro haar geld, in zes zakjes. De volgende dag
kwam Sijbrand Kaars, die samen met Huybert Ris en in bijzijn van de twee
zusters het geld heeft geteld. Het was de somma van 1375.
Na het tellen zijn de twee mannen weggegaan, maar de daarop volgende dag,
de 11e mei, kwam Sijbrand Kaars weer terug. Hij verklaarde toen aan de twee
zusters, die in Aagt's sterfhuis verbleven, dat hij geloofde dat het geld van
zijn schoonvader was. Hij was daarom niet bereid het af te geven en borg het
op. Inmiddels was ook Klaas Lijken gekomen, de halfbroer en mede-
erfgenaam van Aagt. Bij de onderhandelingen die toen volgden over de vraag
wat er met het geld moest gebeuren, raakten de erfgenamen van Aagt Lijken
zo in verlegenheid dat zij, voor het ogenblik, zich lieten bewegen slechts een
klein bedrag 129) in ontvangst te nemen. Dat alles speelde zich af terwijl
het lijk van peet Aagt nog boven aarde stond.
"Het schandaal van Markenbinnen"
Het spreekt vanzelf dat, nadat de erfgenamen van Aagt Lijken weer naar hun
woonplaats Assendelft waren teruggekeerd, al spoedig genoegzaam bekend
werd wat zij hadden ervaren. Wij kunnen ons voorstellen dat, wat men als
"het schandaal van Markenbinnen" bestempeld zal hebben, de gemoederen in
beroering bracht. Van alle kanten heeft men Klaas Lijken en zijn zusters de
raad gegeven het er niet bij te laten zitten en te bewerkstelligen dat hun recht
zou worden gedaan.
Het kwam er vóór alles opaan te bewijzen dat Aagt Lijken werkelijk een