117
12 Kippen en een kaan als veendersloon
van diverse
ers met een
s, bezig met
an Matteüs,
bij de bron,
emd: Aecht,
Grietje enz.
>el zien, een
ramen zijn
uurt van de
We zijn in
:nde beelden
gestaan. Zij
it trekken,
ngekletter in
[oort dit wel
cerk en staat
>liek was de
>evoorrechte
ie overheid.
;en stuk van
plaats in het
:den en be-
stadsgezich-
:eeds gezien
iet profaan-
t zijn pijlen
leuze niet te
n Gods kerk
Staat dit
rofaan is de
celaartwee
het glas is
nen in deze
r kerk is als
zijn ook de
schien staat
ding zijn de
De glazen van De Rijp mogen dan wel niet genoemd worden in oude
beschrijvingen, in de huidige beschrijvingen worden ze met ere vermeld. De
compleet bewaarde, bijna drie en een halve eeuw oude beglazing van deze
kerk is even uniek als het "schone dorp op het Schermereiland", zoals De Rijp
wel is genoemd.
P.C.J. van Dael.
In de "Chronyke" van september jl. stond op pagina 96 het artikel van Jan
Blaauw "Veenderij aan de West", over de turfwinning die er tot ver na de
eerste wereldoorlog heeft bestaan.
Toevallig heeft mijn vader Cees Dekker, met Johan Molenkamp van Graft,
aan die turfwinning gewerkt. Zij waren in dienst van Jan Nool te Driehuizen
en het is waar dat de verkoop eerst heel goed verliep. De mannen konden er
dan ook voor die tijd heel aardig verdienen. Totdat opeens de afzet minder
werd en Jan Nool mijn vader niet meer kon betalen.
Jan Nool had een flinke kippenhouderij, met van die mooie, grote blauwe
broedkippen. Ik meen dat ze die Mechelse broedkippen noemden. Vader had
100 arbeidsloon, maar toen Nool hem niet meer kon betalen mocht hij 12
van die kippen hebben met nog een Mechelse haan erbij, inplaats van de
100. Zo kwamen wij aan onze kippenfarm.
Ik vond dat leuk. Als de kippen broeds werden, werden er 21 eieren onder
zo'n broedse hen gelegd. Zoveel konden ze er net hebben. Het moest altijd
een oneven aantal zijn. Als na drie weken de eerste eieren uitkwamen, werden
"de pulletjes meteen onder de hen vandaan gehaald, zodat moeder kip even
gemakkelijker zat. De eerstgeborenen gingen in een stukje wollen deken, in
een stoof en aldus deed ik ze in de oven van het fornuis. Daar zaten ze dan
lekker warm. De deur van de oven bleef open. Af en toe werd er weer een
pulletje aan toegevoegd.
Ze kregen gebroken rijst. Daartoe haalde ik dan de pullen uit de stoof, zette
ze op een krant op tafel en riep dan, net als de kloek: "Tok, tok, tok" en ik
tikte met mijn vinger op de krant. De bedoeling daarvan hadden ze al gauw
door. Na de gebroken rijst volgde "paddie". Die (rijst-)korrels waren wat
groter. Ik had er als meisje van 12 plezier in, die pullen dat oppikken te leren.
De blauwe haan bewaarde zijn "harem" heel goed. Wanneer ik door de poort
moest, naar de plee in de boet, stond hij me al op te wachten, liep met een
boogje om mij heen en probeerde met zijn sporen mij te prikken. Ik was bang
voor hem. Daarom plukte ik vlug wat gras en gooide dat naar zijn
haremdames. Daar stapte hij dan gauw heen, tokkelde dat hij wat voor hen