64
Op 19 oktober 1876 beklaagt dokter Beeker zich in een uitgebreid schrijven
over de te lage vergoeding voor de behandeling van de chronisch zieke Jantje
Pater uit zijn praktijk. Zij is dan al ziek vanaf 1 juli 1875 en hij vraagt
derhalve aan de gemeente om een extra bedrag ter dekking van de gemaakte
kosten.
Dokter Keijzer is slechts elf maanden gemeentearts van Oterleek geweest en
wel van 1 januari 1885 tot 1 december 1885. Hij kwam van Amsterdam en
ging via Oterleek naar Rozenburg en Weesperkarspel, gerekend over een
periode van dertig jaar.
Dokter Van Leijden is gemeentearts van Oterleek van 9 december 1886 tot
19 februari 1893, op welke datum hij zijn ontslag wegens ziekte indient. Hij
heeft als waarnemer de semi-arts S. Visser, die verblijf houdt in Noord-
Schermer. Het feit, dat hij niet de bevoegdheid heeft om de geneeskunst uit te
oefenen, houdt de gemeente Oterleek, het Geneeskundige Staatstoezicht voor
Noord-Holland en de Offi
cier van Justitie zeer druk
bezig! De semi-arts Visser
neemt kennelijk al enige
tijd waar voor de zieke
dokter Van Leijden. In een
brief van 8 februari 1893
vraagt de Officier van Jus
titie R.F. Karseboom naar
aanleiding van het neerleg
gen van de werkzaamheden
door dokter Van Leijden
om opheldering over het
waarnemen door de semi-
arts Visser. Naar aanleiding
van deze brief volgt op 9
februari 1893 een brief van
het Geneeskundige Staats
toezicht voor Noord-Hol
land over het onbevoegd
uitoefenen van de genees
kunst door de semi-arts
Visser. Er heerst vervol
gens verwarring over de
verblijfplaats van
Visser. De brieven waren
klaarblijkelijk gericht aan
dc burgemeester van Zuid
en Noord-Schermer. In een Dokter W.C.C. ten Veldhuys