33 Oosthuizen bivakkeerde. Een aantal van hen heeft daarop postgevat bij huizen in de omgeving van die CCD'er, waar ze met het geweer in de aanslag onze terugkomst hebben afgewacht. Die ging dus niet door. Was dat wel het geval geweest, dan zou het voor ons vast niet goed zijn afgelopen. Een andere activiteit was dat we, tegen het einde van de oorlog, met enkele leden van onze groep wapeninstructie hebben gegeven in een boerderij in het geïnundeerde gebied in de Beemster. Dat ging zo van "nou ja, jongens, dit is een handgranaat. Zo en zo moet je doen en dan smijt je hem weg". We hadden ook springstoffen, met van die potloden Zo noemden we de ontstekers. Je had er die na vijf minuten ontbrandden, maar ook die na drie uur of zelfs na 24 uur afgingen. Dan ontstaken ze de springstof die je er omheen had gekneed Wij hadden er dus met een paar man instructie gegeven en na afloop borgen we onze spullen weer op in onze fietstassen en gingen richting De Rijp. Ik ging samen met Jan Cortlever, een onderduiker die uit Leerdam afkomstig was, via de Zuiderweg. Door het water. Bij de Beemsterdijk aangekomen zetten we onze fietsen tegen een boom om vervolgens zelf over de dijk heen te kijken of het veilig was. Spijkerboor was een cruciaal punt. Als je naar de schuur van Jan Hop keek, wist je hoe de vlag erbij stond Aan de deur, al of niet open, kon je zien of het veilig of onveilig was. Het was veilig. Jan Cortlever terug, haalt fiets één. Gaat weer terug om fiets twee, terwijl ik bleef kijken, want je moest blijven kijken, of het veilig blééf. Enfin, we voelden ons volkomen veilig, gingen over de Spijkerboorderbrug - dat was toen nog die oude, die recht voor het brugwachtershuis lag - en daar was plotseling: "Halt". Een Duitse patrouille. Die lag tegen de glooiing van de Kamerhopdijk, zodat we die niet hadden kunnen zien. Jan en ik keken elkaar aan en een van de Duitsers vroeg op de bekende toon: "Woher kommen sie fort?". Ik stond nog perplex, maar Jan Cortlever zei adrem: "Wir kommen von der Madel". En ...gek genoeg... daar ontspon zich een gesprek. Om een lang verhaal kort te maken, we kregen een klap op onze schouders en we konden dóór. In mijn verkeringstijd, toen, in de oorlogsjaren, ging ik altijd van Zaandam, waar ik woonde, op de fiets naar De Rijp. Naar Dillenburg. Daar woonde mijn verloofde, Koosje Groot. Ik heb het later dikwijls aan de kinderen verteld. Dat het onderweg niet altijd veilig was. Dat je de vaste punten had waar het gevaar dreigde dat je als jonge vent werd opgepakt om op transport te worden gesteld naar Duitsland. De Zaanbrug was zo'n berucht punt, maar er waren er meer. Toen we veertig jaar getrouwd waren, hebben de kinderen ons in een auto meegenomen langs al die punten, waar het had kunnen gebeuren. Ook punten w aarvan ik verteld had dat er bepaalde dingen w aren gebeurd. Toen we in Spijkerboor kwamen, bleek het café speciaal voor ons open. Daar hadden de jongens een borrel ingelast in het programma. En toen, in dat café van Spijkerboor, heb ik opeens stijf gestaan van de zenuwen

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Een Nieuwe Chronyke van het Schermereiland - Graft-de Rijp en Schermer | 1995 | | pagina 11