56
HET VERDWENEN DORP AAN DE GOUW
Het veldonderzoek o.a. langs de Gouw in de Eilandspolderwat
in de jaren 1985-'87 werd uitgevoerd door de stichting
Regionaal Archeologisch Archiverings Project (RAAP), heeft
650 vindplaatsen opgeleverd. Die vindplaatsen betroffen soms
een enkele scherf, maar ook complete huisterpen. Van de to
taal 45 gevonden huisplaatsen liggen er 35 in het oostelijk
deel van de Eilandspolder, ten oosten van Grootschermer. 28
daarvan liggen op een vrijwel rechte lijn langs de Gouw.
De meeste stukken weiland langs de Gouw behoren tot de
"veenmos-veengronden"Dit veen heeft zich op grote schaal
ontwikkeld van circa 1800 voor het begin van onze jaartel
ling tot in de middeleeuwen.De aldus ontstane metersdikke-
en voedselarme veenmoskussens zijn sterk aangetast door ero
sie. Die was vooral een gevolg van de veenontginningonder
andere door akkerbouw. De bewoners van het verdwenen dorp
langs de Gouw zijn zeer waarschijnlijk akkerbouwers geweest. Zij
zijn het ook geweest die het gebied toegankelijk hebben ge
maakt door sloten te graven, die in west-oost-richting
lopen tot aan de Gouw. Op de aldus ontstane smalle stroken
land (het "slagenlandschap"), bouwden zij hun onderkomens en
wat daarbij hoort.
Hun activiteiten als landbouwers veroorzaakten echter een
daling van de grond: door veengrond te bewerken als akker
land, treedt een sterke oxydatie van de bovenlaag op. Deze
bovenlaag verandert onder invloed van de zuurstof in kool
zuurgas en water. Het koolzuur verdwijnt in de lucht en
het water verdwijnt in...het water. Deze oxydatie veroor
zaakt een vrij snelle bodemdaling: ongeveer een centimeter
per jaar. Vandaar dat de bewoners langs de Gouw vrij spoedig
een goed heenkomen moesten zoeken. Dat hebben zij dichtbij
kunnen vinden: het Noordeinde van het tegenwoordige Groot
schermer is immers een oude zeewering. Daar hielden de weg
getrokken Gouwdorpers hun voeten droog.
Niettemin vinden we langs de Gouw nog plaatsen die bewoond
zijn geweest, doordat die "huis- of haardplaatsen" door de
bewoners van destijds op een kleiplaat waren gefundeerd
en in de loop der tijd van bewoning met plaggen en afval wer
den opgehoogd.
De behuizingen bestonden uit houten skeletten met vlechtwerk
daartussen, wat met leem was aangesmeerd. Ook wanden van ge
stapelde plaggen kwamen voor. Tot de bodemvondsten behoren
paalstompen van de woningen, stukken hutteleem en klei-
of plaggenvloeren.