>en het om
en schijn-
rs en toch
vallende
en. Wat is
de levende
ine duivel"
de Blaa-
de tonelen
de mensen
rat te ver-
leefd werd
t Riet, de
Klooster,
aatWest-
mdere dorp
e plaatsen
e geschie-
Lers laten
den en ge-
1. Vijf uur
End van
het een en
vreemdste
verschil-
rman.
is handel:
bel of een
ren al die
heeft daar
pen alles,
Adelijke
wat al te
loot en de
volgende morgen was de bout weer panklaar. Dat er aan die
zelfde sloot een serie zwart geteerde heilige huisjes stond
was geen bezwaar: een Rijper was- immuun voor besmetting. Koe
ien en schapen, dat was geen eten* meenden enkele inboor
lingen; honden en katten, dat was wat fijns. Niks ging ver
loren.
Zo stuift het leger naar oost en west, naar zuid en noord.
De dag is nog jong. Grote mogelijkheden liggen er nog ver
borgen. Misschien....
Het tweede legertje is marsvaardig. Geen hondesnorren maar
kinderkrossies op twee, drie en vier wielen zijn hier de rij
tuigen. En wat een wonderlijk volkje. De wieg van die half
bloed stond misschien op Cuba of Jamaica. De man draagt
een orgel met een scharnierend poot op zijn buik; grote kope
ren ringen bengelen aan zijn zwartbruine oren. Zijn vrouwelijke
kameraad ziet er wonderlijk uit. Een aap op haar
schouder voltooit deze uitlandse groep.
Daar gaan ze, kreupelen en halfblinden, ouwen en jonkies,
kinderen en straatkeffers. De volksherbergen van de Kerk
steeg en de achterombuurtjes, alles levert masteriaal voor
deze uittocht. Behalve orgels, moken en fiedels worden er
larieraanden meegesjouwd. Een larieraand is eigenlijk een
symbool. Er wordt verondersteld dat er negotie in'
zit. Dat is bezijden, want er kan van alles in thuis gebracht
worden: een "lessie", een halve stoet, een pondje
paardesnippels, een afgedragen jakje, kortom, een lariemand
is onmisbaar.
Waarheen, jullie derde en vierde stand? De polder in. Een
vliegende kraai vindt altijd wat. En dan...ze hebben de zon
en de frisse lucht, in tegenstelling tot anderen.
Die anderen gaan een zijbuurtje op van de Kerksteeg. Daar
staat het Werkhuis. Daar heeft de Rijper filantropie de han
den zegenend over uitgestrekt. De armen kunnen daar de hele
dag zakjes plakken en hennep hekelen. Maarzonder zon en
frisse lucht.
Werken maar en niet wanhopen arme schooiers. Zet de ramen
open, want zijd aan jullie, in "'t Sterk", de sigarenfabriek
van Sluis en Bout, zingen de sigarenmakers het lied van
de verwachting van wat nieuws.
Geen wonder dat ze geestdriftig zijn. De avond tevoren stond
er op de blauwe trap van het raadhuis een vreemde snoeshaan,
die vertelde dat ieder mens recht had op blijdschap en geluk.
Vanavond - 't is zaterdag - zou daar eens over gepraat wor
den. (wordt vervolgd)