Tekst der Liederen
I
40
R JE V U E
uit de
H
No. 11. Corveeërslied.
Refrein
Vegen, vegen, vegen moet je maar.
Hopsasa, hopsasa, slaat ze door elkaar.
Keren, keren, keren, vroeg en Iaat
Voor 't welzijn van den Staat.
Hoera! hoera! hoera!
Corveeërs zijn in weer en wind,
Niet ieder vindt het fijn.
'k Weet niet of jullie 't lollig vindt,
Voor ons is 't vast een lijn.
Hoera! hoera! hoera!
Wij dienen voor ons vaderland,
Met bezem en met ^chop
Al wat ons niet erkennen wil,
Dat krijgt er op zijn kop.
Refrein.
Hoera! ij hoera
Wij zijn de keifan stavi
De jongens Ie Wit.
Wij vegen alles en vast
Voor ons isjte zwa;
Hoera! hoera
Wij hebben hil maatsc
Waar werkei bestaat
En waar men fuipit fuive
Van 's morgenjeg tot
Hoerahoera
De Ruijter, Hc|ch adm
De trots Jlemaal.
Dat was een maf vuur
Voor onsfeeaal.
Hoerahoera
Hij veegde ftoe de
Schoon vanliis, op
Wij voeren liet fierer
Den bezepe mast
Hoera! hihoera
De Maatschap» ons lijf
De stal viias,
'n Geluk als efcorveeër
Geen lui Ippe wa
Hoeraljhoera
Verlossen dit Vaderla
Van politipimelzoö
Daarvoor doen ft veel r
Onze vulpejcadeau
No. 13.
10o Tafereel
He
12e
]Sle
14e
Tweede Akte.
K< •es Knut op post.
God Mars op het Fort.
De plaatscorveeèfrs worden aan God Mars voorgesteld.
Hoe er op het Fort school wordt gehouden.
Lijntrekkers op. De Jantjes krijgen bezoek Tan iie
\'i ouwen weerbaarheid uit het doip.
Loflied p Wethr
Onderwifcet Fori
Onze Wetliip een m
Die ijzer I kan.
Ziet men zén goed
Elk blijft
Gespijbeld tr niet,
Want he
Dan ga je hoempa, tyhoempa
bied sta
strenge