De "Verma rring" van Markenbinnen
36
Evert Besse Jz., de beschrijver van de droogmaking van de
Starnmeer, heeft niet alleen dié geschiedenis op schrift ge
zet. Ook de geschiedenis van zijn eigen familie heeft hij
tot in de finesses uitgeplozen. In die "genealogie Besse"
beschrijft hij hoe diverse generaties Besse te Markenbinnen
hebben gewoond en gewerkt. Onder meer zijn voorvader Jan
Hendrikszoon Besse, die "rolrederij" bedreef. Dat wil zeggen
dat hij een zeildoekweverij had. Hij had hekelaars, spinners en
wevers in dienst. Hij was ook boer en bezat land in het
Markerveld. Blijkbaar was hij een man van aanzien, want vol
gens de schepenrol van Uitgeest werd hij op 1 november 1718
aangesteld als poldermeester van de Markerpolder; op 1 no
vember 1721 tot molenmeester van de polder Het Woud. Op 19
februari 1726 werd hij benoemd tot armenvoogd te Marken(bin
nen). Hij had aandelen in hennepkloppermolens, waarvan me
echter niet duidelijk is of die te Markenbinnen stonden, dan
wel elders.
Hij was in 1666 of 1667 geboren en overleed in 1743; hij is
getrouwd geweest met "guyrtie maertens weduwe van oostcnol-
lendam". Dat huwelijk staat ingeschreven op 23 augustus 1693
in het schepentrouwboek van Wormer. Daarbij staat vermeld dat
Jan Besse "weduwnaar van marcken" was.
Dat Jan Besse en zijn kinderen niet voorkomen in het doopboek
van Markenbinnen of Oostknollendam, heeft als oorzaak dat de
Besses doopsgezind waren. Ook in de eerste helft van de 18e
eeuw kwam de naam Besse niet voor in de gereformeerde doop
boeken
Het aantal doopsgezinden te Markenbinnen moet in de dagen
van Jan Besse beduidend zijn geweest. Er was dan ook een
doopsgezind kerkje of "Vermaning". Het huidige (hervormde)
kerkje van Markenbinnen dateert van 1704. Anno 1764 waren
er echter slechts 10 "gereformeerde" (=hervormde) lidmaten
Die gemeente had een predikant tesamen met Westknollendam.
In 1790 waren er 21 lidmaten. Onder hen een Pieter Besse,
zoon van voornoemde Jan Besse, die met Aagje Evertsd Voogd
van Knollendam was getrouwd. Ook hun kinderen Cornelis
en Gerrit Besse worden onder die 21 lidmaten genoemd.
Overgang van doopsgezinde naar hervormde gemeente was in de
18e eeuw een veelvuldig voorkomend verschijnsel. Volgens
"Geschiedenis der doopsgezinden" deel II blz 39, door Blau-
pot ten Cate, waren er in ons land in 1700 nog 160.000
doopsgezinden; in 1808 niet meer dan 26.935.