15 TWEEDE AKTE. No. 9. Aüdslied van straatpubliek Kees Knut. ut moet straks gienen voor zijn vaderland, ïft hij ook van 'teeren geen verstand. ;ën beven en zift begint te slaan, eest straks van tldendaSn. men straks van ijden Neêrland aan, blijft pal voor z|e keukenmeissies staan, nt hij kracht en miar heeft hij heldenmoed, urt en attaqueertast met moed. t -zit ons Neêrlaiie put, zulke mannen ies Knut. re mannen moetren gaan, hun vaderland o|dwacht staan. een spuit van Ir lijf van tin, i gaat Kees den in. re mannen moetjden gaan, hun vaderland mdig staan, (ees Knut straksiet strijden moe, i gaat hij naar z|der weer toe. T W E EK. T E. :e.de acte speelt opl waar Kees verzeild is ge- Ze zien hem op sclit staan en krijgen nu juist idee van hem als f Hij heeft meer van zijn n te lijden dan vanjand. Tot overmaat van ramp een eigenaardige ^jkheid voor de poort, n.l, schijnen Hees in Dit verschijn volgens de instruct aten worden. Als autoriteit te zijn. i hooggestemd gevoel en uit het bloed V God Mars woont utoriteiten op het en schoolmeester, ïenschensoort, die, een moeilijk parket. n wachtcommandant niet beweert, de allerhoogste hem passeeren en wordt n 't geweer geroe[! Mars beweert een inspectie hóuden, maar inlcheid komt hij om zich te sn als God van den rst worden hem deorveeërs gepresenteerd, die i'digheid hun functie hier ■uil de Ruyter meenen te olies bij en maakt kennis en wethouder van onder- alt t hij verklaring van den school- ondergebracht moei in een afzonderlijke orde, der lijntrekkers, enaals sommige vogelsoorten wet beschermd intfen. Op wetenschappelijke wordt hun recht va» aangetoond, zoodat God mor wil dragen voortra toelage. Aan het slot 3 fortbewoners bezoew vrouwen-weerbaarheids- i zijn diensten aan J'Rant aanbiedt. No. 10. Kees Knut op post. 1 Niemand is er vast zoo slecht aan toe als ik... zooals ik. 'k Wou zoo graag naar huis, maar 'k weet niet, hoe 'k het flik... hoe 'k het flik. 'k Lig zoo ak'lig eenzaam op dit fort, mijn God... o mijn God. Niemand is er onder, die mij' niet bedot... mij bedot. 2 Wil Kees Knut naar bed, dan denkt ie, daar lag ik... daar lag ik. Maar zijn krib is zoek en niemand geeft een kik... geeft een kik. Slaapt ie eind'lijk, hij zakt door zijn krib, mijn Gut... o mijn Gut. En de slapers brullen luid: „daar rolt Kees Knut... rolt Kees Knut" •3 Nergens zie j' een ongeluksvogel zooals ik... zooals ik. Iedereen geeft mij zoo af en toe een lik... vaak een lik. Niemand in ons leger zit zoo in de put... in de put... Nergens is zoo'n tip-top ong'luksvogel als Kees Knut. als Kees Knut. 4 Nergens zie je zulk een schildwacht zooals ik... zooals ik. Om geen boef, spion of vijand maak 'k mij dik... maak 'k mij dik. In ons heele leger vindt je, groote Gut... o mijn Gut Nooit een schildwacht zoo kordaat en jofen als Kees Knut... als Kees Knut. 5 Zoo sleept Kees zich door 't soldatenleven heen... 't leven heen. Jongens, wacht j' er voor kazernes te betreên... te betreên. Trek toch geen dienstplichtig nummer, zooals Knut.... zooals Knut. Spiegel U aan 't ak'lig leven van Kees Knut... van Kees Knut.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Een Nieuwe Chronyke van het Schermereiland - Graft-de Rijp en Schermer | 1994 | | pagina 17