Veld- en slootnamen in de Eilandspolder 17 Wanneer de eerste bewoners op het Schermereiland zijn gekomen, is niet meer na te gaan. Echter, uit de oudheid zijn nog wel enkele veldnamen overgebleven. Tot die oudheid reken ik dan de periode van zo'n duizend jaar geleden. Toen is men begonnen met verkaveling van het oostelijk deel van het Schermereiland. In het westelijk deel had men toen nog de "gemene gronden". Nog in 1740 gebruikten sommige boeren uit Noordeinde land wat "de Mienscher" heette. En nu nog steeds is er het water "de Mienwijdt" bij Graft: gemeenschappelijk water Veel water- en landnamen herinneren aan de tijd van weleer. Bijvoorbeeld de landerijen met het achtervoegsel "ven", zoals Pastreven, Zegensven, Sasven, Katjesven, Duijven, Engelenven, Klaas Koolsven je. In De Rijp kent men zelfs de Venbuurt en de Ooster- en Westervennen. Op watergebied onderscheiden we de natuurlijk gevormde wate ren en de gegraven wateren. Voorbeeld van het eerste geval is de Graftdijker Moor. Die naam duidt op moerasachtig water. De Meersloot bij Graft was vroeger bekend als de Grafter Moor en de Langeslootdie van Noordeinde naar het westen loopt heette in vroeger tijden Noordeijnder Moor. De Grafter Moor is later Meelmolensloot genoemd, doordat bij Graft een meelmolen stond. Verreweg het grootste deel van de huidige sloten is gegra ven. Het dorp Graft dankt er zelfs zijn naam aan, want een graft (gracht) was een gegraven watergang. Ook de Delft,een van de hoofdwaterwegen die noord-zuid door het oostelijk deel van de Eilandspolder loopt, herinnert daaraan met zijn naam (delven) en de Gouw al evenzo, want een gouw was even eens een gegraven waterloop. De Gouw was ten tijde van de eerste ontginning de zogenaamde achterdichting: het eind van de door ontginning ontstane lange smalle stroken land. Die achterdichting had de functie van vaarweg, "Gaweg" of "Gouwe". In deze strokenverkaveling lopen oost-west ruim dertig hoofdwatersloten. De meeste hebben een naam. Van Schermer-

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Een Nieuwe Chronyke van het Schermereiland - Graft-de Rijp en Schermer | 1993 | | pagina 19