MUSEUM NIEUWS
51
eveneens
eveneens
koop) van
ls getui-
Groot in
hoeverre
icobs heb
eens.
thoek van
s 1643 bij
Heer van
s "Nacht-
overleed
avel land
op 7 mei
ook dijk-
p een van
1 De Rijp
2 nimmer-
re handen
(1812) de
tw Neeltje
or Pieter
uk en al
in de ge-
fraaiere
g" van de
ooit nog
hoeft hij
r gemeen-
>r Booy.
>eelwagen"
939:
Lekkere
:t p.h.p.
ct p st.
QRAFT
WAT RTP IS ZAL EENS DOOR EIGEN RYPHEYT VALLEN...
In het Rijper museum "In 't Houten Huis" is deze
zomer een tentoonstelling te zien over de Doops
gezinden in De Rijp, onder de titel "Wat Ryp is
zal eens door eigen rypheyt vallen".
Centraal staat de periode waarin de Doopsgezinden een voor
aanstaande positie innamen in De Rijp; het laatste kwart van
de zestiende en de eerste helft van de zeventiende eeuw.
In de Gouden Eeuw van De Rijp hebben de Waterlandse Doops
gezinden op menig terrein hun stempel gezet. Zij droegen in
belangrijke mate bij aan de economische welvaart. Vele mennis-
ten bemanden de talloze molens om en nabij het dorp. Anderen
verdienden de kost in de haringvisserij.
In de eerste decennia na de "afscheiding" van het moeder
dorp Graft (1609) zouden de Doopsgezinden de meerderheid
hebben in de vroedschap. Het schepenambt vervulden zij
niet. In dat college werd onder meer recht gesproken en
dat strookte niet met hun opvattingen. Het college van
schout en schepenen en de vroedschap zouden regelmatig
tegenover elkaar komen te staan. Bij het conflict rond de
nieuwbouw van het raadhuis en de vergroting van de kerk
moesten de Staten van Holland zelfs handelend optreden.
Maar het doperse aandeel in het Rijper openbare leven
strekte zich beduidend verder uit dan alleen de politiek.Het
technisch vernuft van broeder Jan Adriaensz Leeghwater -
soms wat overschat - is bekend. Hij heeft daarmee al een
plaats veroverd in ons museum. Minder bekend misschien zijn
zijn uitvindingen (waterkonste) en zijn Kroniek van Graft
en De Rijp.
Grote bekendheid genoot de medische kundigheid van broeder
Jan Willemsz.
De Rijp bezat eveneens een rederijkerskamer. Hendrick Alberts-
zoon Hoejewilt, bijgenaamd de "Ryper poeet", publiceerde
diverse dichtbundeltjes, alsmede enkele kluchten in hand
schrift.
De menniste vermaner CLaes Jacobsz zette vanaf 1624 een
heuse boekhandel en uitgeverij op. Hij zou zo'n veertig titels
uitgeven, waarvan het Rijper Liedt-boecxken het meest bekend
is.