"4
cum en te Heiloó op St.Pieter, 22 februari, waarvoor de jeugd
alle brandbare waar ophaalt en zo nodig rooft. Het versje
luidt:
Ikke takke to,
Boer, mag ik een bossie stro
Of een bossie tarrewe,
Dan gaan we samen warreme
Bij Pieters hoven.
Als je 't dan niet geven wil,
Dan zullen we je roven;
Ik roof er ien,
Ik roof er tien,
Ik roof er elf,
Ik roof de hele boer zijn schelf.
Daaronder nog de aantekening dat volgens Zwaagdijk de bekum-
avond op 24 februari is, de vooravond van St.Matthijs.
Hetgeen dus klopt met mijn jeugd-ervaringen.
Het woord "bekem" verklaarde ik in mijn artikeltje van vorig
jaar als zijnde oud-nederlands voor "takkebos". Dat is me zo'n
40 jaar geleden meegedeeld door Jb. de Vries, destijds onder
wijzer te Jisp; later leraar mavo te Purmerend.
Het etymologisch woordenboek van J. de Vries (dat zal wel een
andere De Vries zijn geweest) uit 1958 vermeldt onder "baak":
jongere vorm van "baken", signaal, seinvuur: de klinker a
wijst op een oorspronkelijk fries woord, afkomstig uit het
germaanse baukan, teken. Het friese woord is in het Scandina
visch overgenomen: bakn, teken; bavn, brandstapel op een heu
vel als sein.
"Biikebrenen"
Het eerder geciteerde Folkloristisch Woordenboek vermeldt on
der "Bekumavond"onder meer:"Bekum, beken, is de Friese vorm
van het Nederlandse woord baken; het woord komt ook voor
in Sleeswijk-Holstein en Saterland. Daar heten ook de brandende
strowissen "bekene" en zelfs de brandende stukken hout van het
paasvuur.(Zeitschrift des Vereins für Volkskunde, 1893).
Een artikeltje in "De Groene Valck" nr.16 van april 1988, de
periodiek van de vereniging"Oud-Akersloot"geeft nog meer
bijzonderheden over het vreugdevuur op 24 februari. De heer
W.J.Taanman schrijft daarin onder meer dat het bekemen ook op
de Noordfriese eilanden Sylt, Fohr en Amrum werd gevierd.Het
wordt daar "biikebrenen" genoemd. Letterlijk vertaald "baken-
branden", aan het begin van deze eeuw beschreven door B.R.