De cJerf Vat) \)at) ttke-t) J5 -ö •H <-> ra ra ss ra ra ra 17 3 C cn l E 0) d) 0) 73 ^ri JC «H Q) rH 4-1 0) 0) •H N <D -O C -O <D - 0 4-1 C i 2 Cï CO 0) 1-4 (-1 0) 0) 4J -O 0J C c rj (1) s 00 4-1 g ra oo ra <u ra E o N ai ra 5 oo 3 ra XJ V-< 0; rH ra ra ra -H E g rH u 2 *h ra ra ra 4-1 ra **h •O O l-i -M S c ra c E oo 1 o c e :<U -n ra •H :^1 ft Hl '5 is e Q ra cs c 'H ra ra N J<5 ra oo-o C 4.1 ra -h c ECO c O oo c - •H C c ra ra c -* S ra 3 4-1 X Van Arie van Aken, indertijd gemeente-opzichter in De Rijp, wordt in "Hondenwagens Stapvoets" (uitgave 1972) verteld dat hij naast dit ambt ook nog de functie had van directeur van een scheepswerf. Dat lijkt heel wat. Trouwens, ook de gemeen telijke functie doet meer vermoeden dan het was. In werkelijk heid meer eer dan salaris... En die scheepswerf Die had hij, met bijbehorende woning,aan de Tuingracht, in 1882 gekocht voor 5010. Dat was hem mo gelijk geworden doordat hij was getrouwd met een vrouw met geld. Maar de werf floreerde niet, zoals zoveel Rijper nering in die dagen. De laatste klant op de werf was de logger RP 1 de "Maria Aurelia", die ook al met verlies in De Rijp zijn thuishaven had, doordat Jan Boon dat zo had beschikt in zijn testament. Hij wilde namelijk dat van De Rijp uit de haring vangst blijvend beoefend zou worden. Aan die voorwaarde, om toch het kapitaal van "De Maatschap pij ter Bevordering van de Nijverheid in De Rijp" te kunnen behouden, heeft men min of meer kunnen ontkomen door de "Maatschappij" aandeelhouder van een Vlaardingse Loggermaat- schappij te maken. Sinds ik die werf bewust heb gezien - vermoedelijk in 1918; ik ben van 1913 - lag hij erbij alsof hij al sinds honderd jaar was afgedankt. Van de twee hellingen lag nog slechts één dikke balk in het gras. Op de eerste werf stonden perebomen. De tweede werf was grasland, met een verzakte schuur. Die werf werd later ge huurd door Dirk van Tiel, de vader van wijlen Maarten van Tiel, om er kippen te houden. Van Tiel ging er naartoe met een schuitje. Mijn vader mocht, tot mijn grote vreugde, dat schuitje wel eens lenen. Wij waren daar dan met vakantie. Dat vond ik altijd onvergetelijk. Achter de woning aan de Tuingracht stond een schuur, uit 1843. Daarachter de grote timmerschur, die een paar honderd jaar oud was. Er kon een schuitje onder varen! Dan was er een lang, smal draaibruggetjevan één balk naar de eerste werf, die grensde aan de St.-Jacobsbuurt en "het klooster". Vervolgens een klein bruggetje over een verbindingssloot naar de tweede werf met de vervallen schuur en de juttepeer. Dat was een "Jut van Van Rijn". Van de werf heb ik de koopcontracten, met de namen van het gereedschap, vanaf 1820, waarindeze "scheepswerf en

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Een Nieuwe Chronyke van het Schermereiland - Graft-de Rijp en Schermer | 1992 | | pagina 19