12
"De kinderen van ouders die de kosten daarvan kunnen dragen,
bezoeken, tot voortzetting van het hier genoten onderwijs,
per tram inrichtingen van onderwijs te Alkmaar. Kinderen van
min- en onvermogende ouders echter gaan, na de klassen
der lagere school alhier doorlopen te hebben, aldra in
dienstbetrekking, welke betrekking de meisjes geen ruimte
biedt buiten de avonduren het herhalingsonderwijs te volgen."
Boerenleenbank
In 1902 was de coöperatieve boerenleenbank opgericht. Deze
was "van gunstige werking" voor de kleine landbouwers en
tuinbouwers. Maar zij die geen land- of tuinbouw beoefenden,
konden er geen geld opnemen. De middenstand moest zich voor
leningen wenden tot particulieren of elders gevestigde bank
instellingen.
Wat de bedrijvigheid betreft: de gemeente Schermerhorn telde
in 1912 4 timmerlieden, 2 metselaars, 2 huis- en rijtuig
schilders, 3 grof- en hoefsmeden, 2 wagenmakers, 9 bakkers,
1 schoenmaker, 3 kleermakers, 3 naaisters, 2 vrachtrijders,
2 schippers, 2 barbiers en 5 herbergiers.
Sommige patroons oefenden ook nevenbedrijven uit. Alle vak
lieden hadden gewoon lager onderwijs genoten, maar geen be
paalde vakopleiding. Slechts enkelen beschikten over vol
doende bedrijfskapitaal. Bij de overigens was het onvoldoen
de of geheel niet aanwezig. Machines waren er niet. Wel de
overigens benodigde gereedschappen.
Enkele patroons werkten zonder knechts. Anderen met knechts
of inwonende zoon(en). Het loon van de knechts bedroeg
van 14 tot 20 cent per uur. De werktijd was gemiddeld 10
uur per dag. Alle patroons werkten voor opdrachtgevers bin
nen zowel als buiten de gemeente. Slechts enkelen vonden
in hun onderneming een redelijk bestaan. De concurrentie
zowel binnen als van buiten de gemeente deed vele patroons
klagen over achteruitgang van hun zaken.
Winkeliers
Er waren in 1912 te Schermerhorn ongeveer 20 winkeliers in
kruideniers- en grutterswaren; 3 in manufacturen, 2 in ga
lanterieën en aardewerk, 1 in tabak en sigaren. Behalve de
winkeliers in manufacturen en vijf van de winkeliers in
Kruideniers- en grutterswaren dreven de overigen hun winkel
zaak als nevenbedrijf, ofwel ze hadden naast hun winkel een
nevenbedrijf. De betreffende middenstanders hadden alleen la
ger onderwijs genoten.