8
Dat laatste mede dank zij Guurtje Waterdrinker, die tijdens
de hongerwinter bij de uitdeelpost van de gaarkeuken in West
Graftdijk eveneens de vier standen van de bikkel demonstreer
de voor een meisje, ook in de rij wachtenden op eten, dat
zo'n benen bikkel bij zich had.
Terug nu naar oma Bankersen, die niet alleen de vier formu
lewoorden nog kent, maar ook het rijmpje feilloos opzegde
dat bij dit spel hoort. De vier woorden, benamingen voor
de standen van de bikkel zijn: putter, rugger, staander,
essie.
TUTTER kuóóER, "E
Putter slaat op het feit dat één kant een holletje of putje
vertoont. De tegenover liggende zijde, dus een halve slag ge
draaid, is ietwat bol en heeft een "rug". Van de overige
twee kanten is de ene vrijwel vlak, de "staander", en het
vlak daar tegenover is ook min of meer vlak, maar vertoont
een S-vorm, het "essie". In de metalen bikkels was op die
kant eenvoudig een letter "s" ingeslagen. In die van oma
Bankersen in plaats van de "S" slechts twee puntjes, ter on
derscheiding van de andere vlakke "staander"-kant.
"Je moest eerst de vier bikkels neergooien en dan het bal
letje opgooien. We gebruikten meestal een grote soort knik
ker daarvoor. Daarbij hoorde het versje:
"Moeder de No
Daar pikt me een vlo,
Dat doet me zo zeer,
Ik gooi er het balletje van boven af neer".
"Maar meestal zeiden we het versje niet eens op en gooiden
we gewoon het balletje of de knikker. Dat moest je, als
het gestuiterd had, opvangen en met de andere hand onderwijl
de bikkel omdraaien in de volgende stand,in die volgorde van
putter, rugger, staanderessie. Voor het stuiteren van de
knikker moest je wel een goeie ondergrond hebben. Het beste
ging dat op een blauwe stoepsteen. Mijn vriendin, Marie
van Straaten, en ik bikkelden graag op de stoep van de r.k.
pastorie. Daar ging het best en we woonden er dicht bij. We
vroegen ons wel af: zou het wel mogen, want we waren niet