eind touw, dat vader Water in het dorpsbestuur aandrong op
ontslag van Slot. Dit werd voorkomen doordat Slot op het al
lerlaatste moment bereid bleek spijt te betuigen (3).
Het Nut probeerde in deze toestanden verbetering te brengen
door lesboekjes uit te geven die meer op de jeugd waren af
gestemd. Om een idee te geven waar het om ging, noem ik
enige titels. In 1787 verschenen onder andere "Trap der
jeugd" en "Leeslesjes voor het kunstmatig lezen" en in 1788
het werkje "Vaderlandsche deugden". Ook richtte de Maat
schappij zich via geschriftjes direct tot de onderwijzers
en poogde het de ordehandhaving door middel van lijfstraffen
zoveel mogelijk te beperken (4).
Dominee Hartman
De grote voortrekker van het Nut van't Algemeen in De Rijp
was de doopsgezinde predikant Pieter Hartman. Deze was in
1736 te Barsingerhorn geboren. In 1780 werd hij naar De Rijp
beroepen. Hartman huwde in 1793 de bijna 30 jaar jongere Wil-
helmina Bek, dochter van misschien wel de rijkste figuur
in het dorp van die dagen; de reder, koopman en fabrikant
Willem Bek. In 1805 ging Hartman wegens blindheid met emeri
taat. Hij stierf in 1810 (5).
Hartman was meteen in 1784 lid van het Nut geworden. Dat hij
ambtshalve in contact met de Nieuwenhuyzens moet hebben ge
staan, zal hieraan niet vreemd zijn geweest. In 1786 treffen
we hem aan onder de oprichters van het Nutsdepartement te
Alkmaar. Hij was er zelfs enige tijd vice-directeur van.
Hartman schreef ook een stichtelijk werkje voor de Maatschap
pij, getiteld "Hendrik en Anna, een volksroman". In 1791
smaakte hij het genoegen op de algemene vergadering vanwege
zijn verdiensten voor het Nut een zilveren ereprijs te mogen
ontvangen(6)
In oktober 1789 deelde hij mede aan de secretaris van de
Maatschappij, M.Nieuwenhuyzen:"Ik neem de vrijheid Uwel Edle
door deze te berigten, als dat wij eindelijk in de Rijp een
departement hebben opgeregt"(7)Bij de oprichting telde
het departement negen leden, maar dit waren bepaald niet de
minsten. Naast de al eerder genoemde Willem Bek treffen
we als lid aan beide doopsgezinde leraren van Noordeinde en
Oost- en West-Graftdijk, de schout en secretaris van het
dorp, Jan Heinis, en Jan Boon Junior. Het departement groei
de vlot. In februari 1790 waren er al 13 leden en aan het
einde van dat jaar kon Hartman aan Nieuwenhuyzen berichten
dat er 22 leden waren.Het Rijper departement behoorde daarmee