18
er toch iets van hebben moeten merken. Zijn er elders op het
Schermereiland onder de lezers en mede-lezers die in hun
jeugd en in hun dorp hebben gebékend?
Waarschijnlijk hangt békenen samen met een oude boerenkalen-
der-indeling. Volgens die boerentijdrekening begon de winter
op 1 november en eindigde die op Sintepietersdag (23 febru
ari). Aangezien de brandstof voor de bekenhoop oorspronkelijk
vooral lijkt te hebben bestaan uit takkenbossen (en takkenbos
heette in oud-nederlands "bekem"), ligt het voor de hand dat
het bekenen gelijk stond aan het opruimen van winterresten
en wellicht het op de vlucht jagen van kwade wintergeesten
In mijn jongensjaren was het een voorproefje van de schoon
maaktijd: we haalden in de buurt alvast afgedankte rommel,
kartonnen dozen van veekoeken, oude kranten en ander brand
baar spul op.
Ook de Graftdijker jongens gaarden zo vantevoren hun brand
stof bijeen. Tijdens de Koreaanse oorlog plaatsten ze hun
brandstapel op een stukje land waar nu camping De Rietbos
ligt. Daar kwam een handelaar in oudpapier langs, die -
terwijl de verzamelaars in school zaten - zijn vrachtauto be
gon vol te laden met de vracht oude kranten die. deel uit
maakte van de bekenhoop. Oudpapier was, tengevolge van de
oorlog namelijk in waarde gestegen en de man, die de bekên-
hoop aanzag voor een afvalberg, vond het zonde, die "handel"
daar te laten verbranden. Hij had al een aardige vracht
op zijn laadbak, toen hem door een nabij wonende te verstaan
werd gegeven, dat hij de rommel moest afladen en terugbren
gen: het bekenvuur was een heilig vuur waar vreemdelingen
zich niet aan dienden te vergrijpen!
Een en ander kwam wijlen Jan Dekker, correspondent in De Rijp
van de Purmerender krant ter ore. Hij maakte er melding
van in de krant. Het was tevens voor hem, als Rijper, voor
het eerst van zijn leven dat hij over "bekenen" had gehoord,
vertelde hij me nadien.
Over "Rietbos" gesproken: in De Woude werden de bekenvuren
gestookt op de zgn. "rietderg", het buitendijkse land waarop
uitsluitend riet groeide. Dat riet was gedurende de winter
gemaaid en vaak stonden de bossen riet nog in kleine schel
ven of "hokken" bijeen, her en der op de kaalgeschoren'Vlerg"
Uiteraard konden de stokers van de bekenfik dan niet de ver-