16 Wie uiteindelijk aan het langste eind trok in dit conflict, is niet bekend. Buitendrinken" Mogelijk houdt de bovenvermelde kwestie verband met een actie die de Staten van Holland inzetten in 158A, waarbij het werd verboden op het platteland bier te brouwen. Het bierbrouwen ten plattelande was de steden reeds lang een doorn in het oog. Tengevolge van de accijnsheffing op het stadsbier, was het plattelandsbier relatief goedkoop. Gevolg was dat rondom elke stad een aantal kroegen verrees, waar de stadsbewoners gemakkelijk en goedkoop bier konden halen en drinken. Dit "buitendrinken" was nadelig voor de stads- brouwerijen èn voor de inkomsten van de stedelijke overheden,die voor een belangrijk deel bestonden uit de op brengsten van het bieraccijns. Iedere stad voor zich probeer de het "buitendrinken" zoveel mogelijk in te perken. In 1531 slaagden de Hollandse steden er in, van Karei V de "Order op de Buitennering" los te krijgen. Daarin werd bepaald dat binnen 600 roeden van de steden niet getapt nocht worden en dat er jn de dorpen geen nieuwe brouwerijen neer mochten bijkomen (3). Eigen belang De steden bezaten echter niet de machtsmiddelen om die maatregel door te voeren. Het afdwingen van de bepaling was een zaak van de adel, die het als ambachtsheren op het platteland in het algemeen voor het zeggen had. Deze am bachtsheren hadden echter belang bij een zo welvarend moge lijk platteland. Gevolg was dat de brouwerijen ten plattelande in aantal bleven toenemen. Het aanspannen van processen had weinig zin, zoals de steden in 1548 constateerden, aangezien de Raden van Holland, die in deze recht moesten spreken,voor het mnerendeel juist die ambachtsheren waren...(4) Na het uitbreken van de 80-jarige oorlog ging de adel er qua politieke invloed sterk op achteruit. Het aantal stemhebbenden in de Staten van Holland liep terug tot één edele, terwijl het aantal stemhebbende steden van 6 naar 18 werd uitgebreid. Vandaar dat in 1584 de actie van de Staten tegen de plat telandsbrouwerijen beter effect kon sorteren. Directe aanlei ding ertoe was de invoering van de impost (belasting) van 2 stuivers op iedere ton bier, te betalen door de brouwers. Aangezien het buiten de steden moeilijk zou zijn, deze heffing goed te innen en ontduiking ervan te voorkomen, werd

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Een Nieuwe Chronyke van het Schermereiland - Graft-de Rijp en Schermer | 1990 | | pagina 18