Dit kleine lied 6 ten aangeplakt met de tekst: "Die tot betalinge van de ambagtsheerlijkheid van Rijp ten laste vande Plaets genegen is geit op Losrenten of op Lijfrenten te furneren adressere zig aan de Regenten aldaer voor den 23. decemb. 1730. Dit had voldoende resultaat. De aflossing van de renten werd betaald uit de opbrengst van de lokale belastingen. De gewone burger, wiens invloed op het dorpsbestuur ook na de aankoop nihil bleef, droeg zo voor een groot deel de lasten. D. Aten geraadpleegde archivalia: Oud Archief De Rijp, inv.no. 13, 35,198. geraadpleegde literatuur: Koeken (M. J. A. V. "Van stads- en plattelandsbestuur naar gemeentebestuur". Proeve van een geschiedenis van ontstaan en ontwikkeling van het Nederlandse gemeentebe stuur tot en met de gemeentewet van 1851. s Gravenhage 1973. En bij dat slootje, rimpelloos, Waar eendjes drijven en wat kroos, Waaraan een oude knotwilg staat, Waarlangs een enkle wand'laar gaat, Waarin de zon haar stralen schiet, Vond ik die dag dit kleine lied. Zoals ik aan die slootkant zat, En dacht aan dit en keek naar dat, Iets vredigs in mijn ziele drong, Iets vreugdigs aan mijn oren zong, Iets liefelijks mij zo genas Dat ik weer stil-gelukkig was. Want bij dat slootje in de wei Gaat soms iets groots en goeds voorbij Waarheen de mens ook vluchten zal, Het leven zelf is overal Doch pas als t hart eerbiedig zij Herkennen en begrijpen wij. J. Kostelijk-Bom

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Een Nieuwe Chronyke van het Schermereiland - Graft-de Rijp en Schermer | 1989 | | pagina 8