4
ontslagen en men meteen zelf een nieuwe kon aanstellen.
De Staten gingen hier niet op in en daarmee was een onder
handse verkoop van de baan.
Het bleef zo.
Op 15 augustus 1730 werd de veiling van de ambachtsheer
lijkheid onder de Nieuwburg algemeen bekend gemaakt. Tot
schrik van het dorpsbestuur bleek in het overzicht van de
bestuursinrichting niets te zijn veranderd. De schout mocht
nog steeds alle vergaderingen bijwonen.
Men was verder "ten uijterste gegraveert" dat de koper de
benoeming van de dorpssecretaris en -bode kreeg, iets wat
geheel in strijd was met "de. aloude privileges, octroij,
constante en indisputabele costume en regt". Schepenen en
vroedschappen hadden namelijk altijd zelf deze aanstellin
gen geregeld. Daarbij kwam nog dat er niets over het recht
van "handopening" werd vermeld. Dit hield in dat de gere
formeerde kerkeraad eerst om permissie aan het dorpsbe
stuur moest vragen, alvorens tot beroeping van een nieuwe
predikant te mogen overgaan. Bij de opsomming van de op
brengsten van de ambachtsheerlijkheid waren tenslotte de
windrechten, te betalen door de molenaars, vergeten. Er
werd direct een request aan de Staten gestuurd waarin werd
verzocht een en ander te wijzigen.
Op 4 november 1730 werd antwoord ontvangen. De kwestie
van "handopening" werd afgedaan als te onbelangrijk om er
woorden aan vuil te maken. Het punt van de benoeming van
de secretaris was iets wat de koper en die van De Rijp maar
onderling moesten uitvechten. Alleen op het punt van de wind-
rechten kreeg het dorp zijn zin.
Naar de veiling
Eind novenber vond tenslotte de veiling plaats. Schepenen
en vroedschappen besloten op 4 november 1730:
gecommitteerden derwaerts te zenden omme de am-
bagtsheerlijkheid van Rijp te kopen zoo de begevinge van
't secretaris schp blijft aan de Regenten voor 11. 000 gl.
(guldens) zo dusselve begevinge aan den Heer werd gede-
fereert dan om. 15. 000 gl. zonder ten aldernaesten
aan de voorsz. zommen gebonden te zijn".
Op 21 november werd bericht ontvangen dat "het plokgoet
gehaelt" was op 10. 500 gulden, d. w. z. dat er bij opbod tot
deze somma was geboden. Bij de beslissende veiling bij