DE RIJP BIJ OPBOD EN AFSLAG 2 "Ambachtsheerlijkheid in de aanbieding" Op vrijwel ieder dorp en elke stad rustten ten tijde van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden wel een aan tal heerlijke rechten. Zij hadden oorspronkelijk toebehoord aan de landsheer. De souvereiniteit van de laatsteFilips II, was in het begin van de 80-jarige oorlog, voor wat Hol land betrof, overgegaan op de Staten van Holland en West- Friesland. Zij zetelden in Den Haag. De Staten lieten de uitvoering van deze rechten op het plat teland over aan de baljuws. De hoofdtaak van deze figuren was het verzorgen van de criminele rechtspraak in hun baljuwschap. Via de heerlijke rechten hadden zij ook in vloed op de lokale besturen. De 14 vroedschappen in De Rijp, die samen het dorpsbestuur vormden, moesten als er een kwam te overlijden, bij de baljuw een dubbeltal in leveren. Uit dat dubbeltal koos de baljuw van de Nieuwburg, waar De Rijp onder hoorde, een nieuwe. De baljuw stelde ook de schout aan. De vroedschappen werden voor het leven gekozen en be hoorden steeds tot de aanzienlijken van het dorp. Ieder jaar, op Goede Vrijdag, kozen zij uit hun midden 5 sche penen. Dezen vormden het dagelijks bestuur. De schepe nen regelden verder onder leiding van de schout in de schepenbank de civiele rechtspraak in de banne ^rechts gebied) van De Rijp. Het Dorpsbestuur De vroedschappen en schepenen hielden zich bezig met het financieel beheer, het onderhoud van de dorpswegen en -werken, bepaalden de hoogten van de lokale belastingen en stelden de keuren =verordeningen) vast. Eveneens op Goede Vrijdag benoemden zij voor een termijn van een jaar de armenvoogden, weesmeesters, kerkmeesters enz. Zij waren het ook die de dorpsambtenaren in vaste dienst als de secretaris, de bode, de schoolmeester en de lan taarnopsteker aanstelden. De gewone burger kon eigenlijk alleen via het indienen van verzoekschriften enige invloed op het bestuur uitoefenen. De schout was de belangrijkste ambtenaar voor het dorp. Hij werd, zoals reeds vermeld, aangesteld door de baljuw en moest aan hem ieder jaar een bedragje, het ambtsgeld, betalen. Zijn tractement ontving hij van het dorp. Hij trad op als politiebeambte en vendumeester. Bovendien was hij

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Een Nieuwe Chronyke van het Schermereiland - Graft-de Rijp en Schermer | 1989 | | pagina 4